Johannes Brahms (1833-1897)

Johannes Brahms werd op 7 mei 1833 geboren in Hamburg. Zijn vader, Johann Jakob, was, tegen de zin van zijn ouders, muzikant geworden en in 1826 naar Hamburg verhuisd. Daar trouwde hij met de 17 jaar oudere naaister Johanna Henrika Christiane Nissen, met wie hij 3 kinderen zou hebben: Elise, Johannes en Fritz.

Johannes erfde zijn interesse en talent voor muziek van zijn vader. Het zou echter zijn moeder geweest zijn, die er bij haar man op aandrong om de jonge Johannes ook muzieklessen te geven. Hij kreeg ook vioollessen en leerde de basistechnieken van de cello. Wanneer hij 7 jaar was, kreeg hij ook pianoles van Otto Friedrich Willibald Cossel, die al snel zijn beklag deed dat zijn jonge leerling meer belangstelling had voor muziekcompositie dan voor piano.

Op zijn tiende trad Brahms voor de eerste keer op voor publiek met werk van Mozart en Beethoven, voor wie hij zijn leven lang een grote bewondering had. Twee jaar later schreef hij zijn eerste eigen werk, de Sonate voor piano in g mineur

Hoewel zijn ouders liever hadden dat hij zich verder toelegde op het spelen van een muziekinstrument, kon hij toch ook les volgen bij de leraar van Cossel, Eduard Marxsen, van wie hij zowel pianoles als compositieleer kreeg.

Johannes Brahms in 1885
Johannes Brahms in 1885

Marxsen zelf had zowel Beethoven als Schubert gekend, en had een grote bewondering van Mozart, Haydn en, zoals de meeste van zijn tijdgenoten, Bach. Hij zorgde er dan ook voor dat Brahms’ eigen compositiestijl een stevige fundering kreeg gebaseerd op de stijlen van deze grootmeesters. 

Invloeden en ontwikkeling van de eigen stijl

Niet alleen de oude meesters zouden een sterke invloed hebben op de eigen stijl van Brahms, zijn ontmoeting met de Hongaarse violist Ede Reményi  wakkerde bij hem ook een voorliefde aan voor de Hongaarse volksmuziek, die de basis werd voor onder meer de Hongaarse Dansen waarmee Brahms succes zou oogsten.

De vriendschap tussen beide mannen was echter van korte duur. Reményi stelde Brahms immers voor aan zijn landgenoot Franz Liszt, die prompt een meesterlijke uitvoering van een scherzo van Brahms neerzette, maar wiens eigen werk op Brahms zodanig weinig indruk leek te maken dat Brahms, volgens Reményi, zelfs in slaap gevallen zou zijn.

Al in 1850 probeerde Brahms in contact te komen met Robert Schumann, maar zonder succes. Een reeks partituren met zijn zijn werk die hij naar Schumann opstuurde, werd zelfs ongeopend terugbezorgd. In 1853, met de tussenkomst van een gemeenschappelijke vriend, vond de gehoopte ontmoeting eindelijk plaats. Ze was het begin van een levenslange vriendschap en leidde tot de eerste publicatie van werk van Brahms onder zijn eigen naam. 

Wanneer Robert Schumann in 1854, na een mislukte zelfmoordpoging, werd geïnterneerd, haastte Brahms zich naar Düsseldorf terug om de Schumanns bij te staan. Hij hielp Clara met enkele zakelijke aangelegenheden, en wanneer zij zelf haar echtgenoot in de instelling niet mocht gaan bezoeken, was het Brahms die in haar plaats ging. De band tussen Brahms en Clara Schumann bleef ook na het overlijden van Robert hecht, waarbij zij hem steunde door zijn werk in haar recitals op te nemen.

Het was ook in deze periode dat Brahms, opnieuw met enige hulp van Clara Schumann, een aanstelling verzekerde aan het kleine hof van Detmar, waar hij tot 1860 voornamelijk in de winter zou verblijven en componeren. In Hamburg richtte hij ook een koor voor vrouwen op, waarvoor hij werken schreef en de uitvoeringen dirigeerde.

Weense jaren

Eind 1862 trok Brahms voor de eerste keer naar Wenen. Een eerste ontmoeting met Richard Wagner verliep hartelijk, maar in de loop van de jaren zorgden bittere en beledigende uitlatingen van Wagner over het werk van Brahms, voor een verzuring tussen de twee mannen.

Het volgende jaar besloot Brahms om zich in Wenen te vestigen, en het is hier dat hij zijn grootste succes kende. In de loop van de bijna 35 jaar die daarop volgden, componeerde hij de meeste van zijn werken en werd hij erkend als één van de meest toonaangevende figuren in het toenmalige muziekleven. Hij verleende zijn steun aan menig jonger muzikant, en in het bijzonder aan Antonín Dvořák, die hij onder meer hielp om zijn werk te publiceren. 

In 1896 begon de gezondheid van Brahms te tanen. Hij leed aan jicht, en het daarop volgende jaar werd vastgesteld dat hij leverkanker had. Hij overleed in Wenen op 3 april 1897, een kleine maand nadat hij voor de laatste keer in het publiek was verschenen.

Invloed en nalatenschap

Hoewel Brahms qua periode tot de romantiek gerekend wordt, sluiten zijn composities meer aan bij het classicisme van Mozart en Haydn en de vroegere werken van Beethoven. Hij werd geroemd voor zijn beheersing van het contrapunt, en maakte graag gebruik van wisselende ritmes en tempo’s in zijn muziek. Ook de romantiek van Robert Schumann, en in zijn latere werken van Franz Schubert, hadden een invloed op de stijlontwikkeling van Brahms. Bij zijn dood liet hij een immens oeuvre na, dat tot de dag van vandaag nog steeds tot het geliefde repertorium behoort.

(Bronnen: Wikipedia | Brahms, De Klassieke Muziek Collectie nr. 14, De Agostini 1995)