Joseph Martin Kraus (1756-1792)

Joseph Martin Kraus was een Duits-Zweedse componist uit de tweede helft van de 18de eeuw. Onder meer omdat hij een tijdgenoot van Mozart was, wordt hij soms al wel eens de “Zweedse Mozart” genoemd.

Hij werd op 20 juni 1756 geboren in Miltenberg, in het zuiden van Duitsland en was de zoon van Joseph Bernhard, een lokale klerk van het aartsbisdom van Mainz, en Anna Dorothea Schmidt. Van zijn 13 broers en zussen overleefden er 6, waaronder zijn zus Marianne, die schilderes en schrijfster werd.

Rond zijn vijfde kreeg Kraus piano- en vioollessen en al snel werd duidelijk dat de knaap een talent had voor muziek. Tegen zijn twaalfde studeerde hij aan het Jezuïetische Gymnasium en Muziek Seminarie in Mannheim, waar hij een zeer uitvoerige opleiding viool en taalkunde kreeg. Ondanks zijn muzikaal talent en de opleiding die hij tot dan toe genoten had, schreven zijn ouders hem in 1773 echter in aan de universiteit van Mainz om rechten te studeren. Dit was niet naar de zin van de jonge Kraus en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich het jaar erna inschreef voor studies muziek en literatuur aan een universiteit met zowel een katholieke als een lutheraanse achtergrond.

Het zat Kraus echter niet mee, want het jaar daarna moest hij zijn studies al onderbreken om zijn vader bij te staan in een rechtszaak. Hij maakte van zijn tijd gebruik om enkele stukken te componeren voor de lokale kerk, waaronder het Te Deum in D.

Joseph Martin Kraus
Joseph Martin Kraus circa 1775

Hoewel zijn eerdere studies in de rechten hem niet meteen bevielen, zette hij ze het jaar daarna wel verder. Toch bleef hij zich verder interesseren in zowel de literatuur als de muziek, en componeerde hij zijn Requiem en twee oratorio’s. Voor het oratoria Der Tod Jesu componeerde Kraus niet alleen de muziek, hij schreef ook nog zelf het libretto! 

Verhuis naar Zweden en Grand Tour

Aangetrokken door het nieuws dat de Zweedse koning Gustav III een kunstliefhebber was, besloot Kraus in 1778 om naar Stockholm te trekken en daar zijn geluk te beproeven. Het duurde echter ruim 3 jaar vooraleer hij door de koning werd opgemerkt en gedurende die 3 jaar leefde de jonge componist vaak in bittere armoede. Tot hij in 1781 de gelegenheid kreeg om een opera te componeren, Proserpin, waarvan het libretto gebaseerd was op een tekst van de koning zelf. De première van de opera, bijgewoond door de koninklijke familie, was een zodanig succes dat Kraus benoemd werd tot vice-kapelmeester van de Koninklijke Zweedse Opera en tot directeur van de Koninklijk Muziekacademie. 

Daarop stuurde de koning hem op een Grand Tour, een reis die heel wat goed bemiddelde personen toen maakten langs de hoven en grote steden van Europa, om er de recentste trends in de kunst te leren kennen. Het was tijdens zijn eigen Grand Tour dat Kraus gevestigde componisten als Gluck en Haydn ontmoette en dat hij in 1785 de 100-jarige viering van Händel in London bijwoonde.

Dit weerhield hem uiteraard niet om zelf ook te componeren en om zijn werk te publiceren. Eén van zijn meest baanbrekende werken is het Fluit kwintet in D, dat komaf maakt met enkele conventies die tot dan toe gebruikelijk waren voor dit genre. 

Na wat tegenkantingen , keerde hij in 1787 terug naar Stockholm waar hij zijn post als directeur van de Koninklijke Muziekacademie weer kon oppikken en het daarop volgende jaar kapelmeester werd. In die hoedanigheid componeerde hij in de loop van de volgende jaren tal van werken, waaronder het stuk Aeneas i Cartago dat pas na zijn dood werd uitgevoerd.

De moord op Gustav III in mei 1792 hertekende niet alleen het politieke maar ook het culturele landschap in Zweden. Kraus componeerde nog een cantate voor de begrafenis van de koning, maar werd niet zo lang daarna zelf steeds zieker. Hij overleed op 15 december 1792 aan tuberculose. 

Nalatenschap

Hoewel Kraus blijkbaar heel wat symfonieën heeft gecomponeerd, zijn er slechts 12 bewaard gebleven die met zekerheid van zijn hand waren. Dit komt niet alleen omdat een deel van zijn werk verloren is gegaan, maar ook omdat tal van zijn composities gepubliceerd werden onder de naam van een andere componist. Zo verging het ook de twee Concerti voor Altviool die aanvankelijk op naam van Roman Hoffstetter stonden, maar waarvan recenter onderzoek heeft aangetoond dat ze van Kraus zijn.

Kraus was een aanhanger van de Sturm und Drang beweging die de aanzet zou geven tot de 19de eeuwse romantiek. Dat is merkbaar in zijn muziek, die vaak het element van drama lijkt te bevatten dat de romantische muziek typeert. Tegelijkertijd is de classicistische stijl van zijn tijd ook duidelijk merkbaar en is een vergelijking met werken van Haydn en Mozart nooit ver weg. 

(Bron: Wikipedia)