Heinrich Schütz (1585-1672)

De Duitse renaissance en barok componist Heinrich Schütz werd op 18 oktober 1585 (8 oktober volgens de oude kalender) in Köstritz. Hij was de oudste zoon van Christoph Schütz en Euphrosyne Bieger.

Wanneer het gezin in 1590 naar Weissenfels verhuisde, opende Christoph er een herberg, “Zum güldenen Ring” en het is tijdens een verblijf in die herberg in 1598 dat de landgraaf Moritz von Hessen-Kassel zodanig onder de indruk geraakte van het zangtalent van Heinrich dat hij zijn ouders verzocht om hun zoon mee naar het hof te nemen zodat hij zich daar verder in de muziek kon bekwamen. Na enige terughoudendheid en wat briefwisseling, stemden Heinrich’s ouders uiteindelijk in met de vraag. De jonge Heinrich vertrok in augustus 1599 naar het hof in Kassel waar hij een aantal jaren als koorknaap actief was.

Schütz studeerde rechten aan de universiteit van Marburg en trok daarna van 1609 tot 1612 naar Venetië om er zich verder in de muziek te bekwamen bij Giovanni Gabrieli, die hij later als zijn enige muziekleraar zou omschrijven. Kort voor Gabrieli in 1612 overleed, erfde Schütz een ring van zijn leermeester, een teken van de waardering van de leraar voor zijn leerling.

Na de dood van zijn leermeester keerde de jonge componist terug naar Kassel, waar hij als organist werkt van 1613  tot 1615. In 1615 verhuisde Schütz naar Dresden, waar hij, na lange onderhandelingen tussen de landgraaf van Kassel en de keurvorst van Dresden, in dienst trad als hofcomponist.

Heinrich Schütz
Heinrich Schütz als zeventiger omstreeks 1660

In zijn nieuwe functie ontmoette hij zijn oudere tijdgenoot, Michael Praetorius, met wie hij tussen 1615 en 1619 regelmatig ideeën uitwisselde en samenwerkte. Beide mannen deelden immers een interesse in de muzikale evolutie waarin voornamelijk Italiaanse componisten een rol hadden gespeeld en door deze vernieuwingen te verwerken in de Duitse muziek, creëerden ze elk hun eigen stijl.

In 1619 trouwde Schütz met de 16 jaar jongere Magdalena Wildeck, een huwelijk waaruit twee dochters voortkwamen, voordat Magdalena in 1625 op 24-jarige leeftijd reeds overleed. 

Hoewel Schütz aan het hof van Dresden verbonden bleef, trok hij ook regelmatig naar andere steden. Zo was hij in 1628 opnieuw in Venetië, maar of het toen tot een ontmoeting kwam met Claudio Monteverdi blijft het onderwerp van onderzoek en speculatie.

Van 1633 tot 1635 was hij, op uitnodiging in Kopenhagen en in 1641 ging hij terug naar Denemarken voor een uitgebreid verblijf, op het moment dat het hof van Dresden zwaar te lijden had onder de verwoestingen van de 30-jarige oorlog. Het zou tot het einde van de oorlog in 1648 duren, vooraleer de componist terug actiever werd in Dresden.

De invloed van de 30-jarige oorlog is merkbaar in de muziek die Schütz dan voortbracht. We krijgen in deze periode meer ingetogen en meer kleinschalige composities, die in contrast staan met de grootse werken die hij voor en zeker ook na de oorlog schreef. Tussen zijn grootse, na-oorlogse werken vinden we zijn Passie werk, dat als één van de grootste passies van die tijd beschouwd wordt.

Dat Schütz een geliefd componist was, maakte het voor hem niet altijd even moeilijk. Zo moest hij bij de keurvorst van Dresden smeken om zich mogen terug te trekken in Weissenfels, waar hij bij zijn zus ging wonen. De keurvorst stemde uiteindelijk en met veel tegenzin in, maar deed ook daarna nog regelmatig beroep op de talenten van de ouder wordende componist. Het was tijdens één van zijn verblijven in Dresden dat Heinrich Schütz een beroerte kreeg en er overleed op 6 november 1672. 

Tijdens zijn lange leven componeerde hij tal van werken, de meeste van sacrale aard. Op een boek met madrigalen uit zijn vroege periode na, zijn er amper seculiere werken van de componist bewaard gebleven. De invloed van zowel Gabrieli als Monteverdi is duidelijk merkbaar doorheen het repertoire van Schütz, en meteen vinden we hierin één van zijn belangrijkste verdiensten: net zoals Praetorius verwerkte het de recentste muzikale stijlen uit Italië in de reeds bestaande Duitse stijlen, en zo ligt hij mee aan de basis van de ontwikkeling van de vroege Duitse barokmuziek. 

(Bron: Wikipedia)