Igor Stravinsky (1882-1971)

De Pools-Russische componist Igor Stravinsky werd geboren op 17 juni 1882 (5 juni volgens de orthodoxe kalender) in Oranienbaum, nabij Sint-Petersburg. Hij was de derde van vier zonen van Fyodor Stravinsky en Anna Kholodovskaya. 

Al op jonge leeftijd toonde Stravinsky een sterke belangstelling en aanleg voor muziek. Zo vond zijn levenslange fascinatie met het ballet haar oorsprong toen hij rond zijn 8ste een uitvoering van Tjsaikovski’s De Schone Slaapster bijwoonde. Op zijn 9de begon hij regelmatig pianolessen te volgen en tegen zijn 15de had hij het Piano Concert nr. 1 van Felix Mendelssohn onder de knie. Rond dezelfde tijd schreef hij ook een herbewerking van een Strijkkwartet van Glazunov, die niet onder de indruk was van de prestatie.

Rechten en muziek

Ondanks zijn talent en belangstelling voor de muziek schreven Igor’s ouders hem in 1901 in aan universiteit van Sint-Petersburg, om strafrecht te studeren. Hoewel hij in 1906 een diploma in de rechten zou behalen, ging Stravinsky’s aandacht steeds meer naar de muziek. Dat hij aan de universiteit, via diens zoon Vladimir, de gevierde componist Rimski-Korsakov ontmoette, was daar niet vreemd aan. De ontmoeting leidde tot een verblijf met het gezien Rimski-Korsakov in Heidelberg in de zomer van 1902 en in 1905 ging Stravinsky bij de oude meester in de leer. Tussen de twee mannen groeide een zodanig hechte band dat de Stravinsky zijn mentor als zijn tweede vader beschouwde. Het was naar aanleiding van het overlijden van Rimski-Korsakov dat Stravinsky zijn Chant Funèbre opus 5 componeerde, een werk dat in 1908 werd uitgevoerd en daarna, tot 2015, verloren werd gewaand.

Intussen was Stravinsky in 1906, geheel tegen de regels van de orthodoxe kerk, getrouwd met zijn nicht Katharina Gavrylovna Nosenko, met wie hij 5 kinderen zou hebben. 

Internationale doorbraak

Stravinsky had al enkele composities op zijn naam staan, maar het was de impresario en eigenaar van de Ballets Russes, Sergei Diaghilev, die in 1909 een uitvoering bijwoonde van zijn Scherzo Fantastique en Feu d’Artifice, die het genie van de jonge componist erkende. 

Voor Diaghilev componeerde Stravinsky het ballet De Vuurvogel, gebaseerd op een sprookje uit de Russische folklore. Van bij de première in juni 1910 in de Opéra de Paris was De Vuurvogel een immens succes, en betekende meteen Stravinsky’s internationale doorbraak.

Gedreven door dat succes ging Stravinsky aan de slag aan zijn volgende werk, Petroesjka, opnieuw gebaseerd op een verhaal uit de Russische folklore waarin een pop, Petroesjka, verliefd wordt op een andere pop, die een ballerina voorstelt. Het werk kon het Parijse publiek bij de première in juni 1911 minder bekoren dan De Vuurvogel, maar bevestigde toch de groeiende reputatie van de componist.

Igor Stravinsky in 1925
Igor Stravinsky omstreeks 1925

Voor het derde ballet dat hij voor Diaghilev schreef, Le Sacre du Printemps, zorgde Stravinsky niet alleen voor de muziek, maar ook, samen met Nicholas Roehrig, voor het scenario. Het ballet vertelt het verhaal van heidense rituelen en eindigt met een mensenoffer aan de zonnegod Yarilo, waarbij de ballerina zichzelf naar haar dood toedanst. Het merkwaardige, misschien zelfs wat ruwe thema én de experimentele stijl van de muziek die een breuk betekenden met Stravinsky’s vorige werken, viel bij de première in Parijs in mei 1913 niet meteen in de smaak van de critici, collega’s musici en het publiek. Eén criticus noemde het werk in Le Figaro zelfs “een werk van moeizame en kinderlijke barbariteit”! 

Intussen ging het Stravinsky privé minder voor de wind. Zelf kreeg hij tyfus kort na de Parijse première van zijn Sacre du Printemps en werd hij opgenomen voor verzorging. Het jaar erna werd, bij de geboorte van de jongste dochter van het gezin, tuberculose vastgesteld bij Stravinsky’s vrouw Katharina. Ze werd opgenomen in een kuuroord in de Zwitsere Alpen en het gezin verhuisde naar een woning in de buurt, waar Stravinsky verder werkte aan zijn eerste opera, De Nachtegaal

Oorlog, revolutie en financiële troebelen

Enkele maanden na de première van De Nachtegaal, brak de Eerste Wereldoorlog uit. Stravinsky, die omwille van gezondheidsredenen geen dienst nam in het leger, slaagde er nog maar net in om enkele bezittingen van het familieverblijf in Oekraïne naar Zwitserland te brengen, vooraleer de grenzen op slot gingen. Wanneer de revolutie in Rusland uitbrak, wist Stravinsky dat hij niet meer naar zijn geboorteland zou terugkeren en vestigde hij zich met zijn zieke echtgenote en hun kinderen in Zwitserland.

Al zijn succes ten spijt, had Stravinsky het rond deze periode financieel heel moeilijk. Dat kwam in belangrijke mate omdat Rusland, en later ook de Sovjet-Unie, de componist niet de royalties uitbetaalde waar hij door zijn werk voor de Ballets Russes recht op had. Het gevolg was niet alleen een conflict met Diaghilev, maar ook dat Stravinsky, op zoek moest gaan naar een sponsor. Die vond hij in 1918 in de filantroop Werner Reinhart, aan wie hij enkele composities opdroeg.

Neo-classicisme en serialisme

In 1920 verhuisde het gezin Stravinsky naar Frankrijk. Daar kwamen ze in contact met de beroemde mode-ontwerpster Coco Chanel, met wie Igor een affaire zou gehad hebben. De verhuis markeert ook een geleidelijke overgang in de muziek die Stravinsky componeerde en die naar het neo-classicisme evolueerde. Intussen was wel duidelijk dat de componist zich niet op één specifieke stijl zou vastpinnen. Met Apollon MusagetePerséphone en Orpheus greep hij terug naar de muziek uit de classicistische periode, waarbij ook het ballet zelf gebaseerd was op dansen uit die periode.  Zijn laatste neo-klassieke werk was de Engelstalige opera The Rake’s Progress, gebaseerd op 18de eeuwse schilderijen en etsen van William Hogarth.

Eigen aan de meeste werken die Stravinsky in deze periode schreef, is het gebruik van thema’s uit de Grieks-Romeinse mythologie, vaak met een moraal op het einde van het verhaal. 

In 1921 leidde een ontmoeting tussen de componist en Vera de Bosset tot een affaire tussen de twee, waarbij Vera haar man verliet. Stravinsky bleef echter getrouwd met de zieke Katharina tot aan haar dood in 1939. Met het overlijden van Katharina en het begin van de Tweede Wereldoorlog, verhuisde Stravinsky naar de Verenigde Staten, waar hij in 1940 met Vera de Bosset in het huwelijke trad. Na enige tijd doorheen het land gereisd te hebben, vestigde het koppel zich in Hollywood. De stap naar de filmmuziek was gezet. Walt Disney was de eerste die muziek van de componist gebruikte voor zijn tekenfilm Fantasia (1940), waarin fragmenten van Le Sacre du Printemps verwerkt werden. Ook andere filmmakers toonden interesse in de werken van Stravinsky, en zijn muziek wordt tot op de dag van vandaag regelmatig in films verwerkt.

In 1945 namen Igor en Vera de Amerikaanse nationaliteit aan. Op dezelfde dag zorgde hij voor de publicatie van een bewerking van verschillende van zijn oudere composities, zodat hij ook in de Verenigde Staten over de auteursrechten op zijn eigen werk zou kunnen beschikken.

Begin jaren ’50 experimenteerde Stravinsky met het serialisme, een stijl die zijn oorsprong vond in de 12-tonen muziektheorie van Arnold Schoenberg. Het ballet Agon uit 1954 was Stravinsky’s eerste werk dat de 12-tonen stijl van Schoenberg volledig omarmde. 

Voor zijn 80ste verjaardag kreeg hij in 1962 op het Witte Huis van president Kennedy een eremedaille als erkenning van het belang van zijn werk voor de wereld. Na de moord op Kennedy in november van het volgende jaar, componeerde Stravinsky in 1964 de Elegy for J.F.K., in de 12-tonen stijl. De tekst van het stuk, op Stravinsky’s verzoek geschreven door W.H. Auben, bestaat uit 4 haiku’s van elk 17 lettergrepen en eert de overleden president.

In september 1962 ging Stravinsky, voor het eerst sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, terug naar zijn geboorteland om er zowel in Leningrad als in Moskou enkele concerten te dirigeren.. Naast verschillende collega-componisten zoals Sjostakovitsj, ontmoette hij er ook de president van de Sovjet-Unie, Chroetsjov.

Tegen 1964 begonnen de vele en lange reizen stilaan hun tol te eisen van de inmiddels 82-jarige componist. Hij schreef zijn laatste grote werk, Requiem Canticles in 1966, en dirigeerde in 1967 nog de uitvoering van één van zijn werken.

In 1969 verhuisden Vera en hij nog naar een appartement in New York, waar hij op 6 april 1971 in het Lenox Hill Hospital overleed. Op zijn vraag werd hij in de Russische hoek van het San Michele eiland in Venetië begraven. 

(Bronnen: Wikipedia | Geni.com)