Antonio Vivaldi (1678-1741)

Antonio Vivaldi werd op 4 maart 1678 in Venetië geboren. Hij werd onmiddellijk na zijn geboorte, met spoed, door de vroedvrouw ter plekke gedoopt, een gebruikelijke praktijk die men toepaste wanneer men vreesde dat een pas geboren kindje niet lang zou blijven leven.

De meeste biografen zijn het er over eens dat deze spoeddoop in lijn ligt met het feit dat Vivaldi astmatisch was. Misschien was hij te vroeg geboren, of waren er andere problemen bij de bevalling. De doopakte geeft ons alvast geen extra informatie.

Volgens enkele andere biografen zou de spoeddoop van Vivaldi echter helemaal niet op zijn gezondheidstoestand wijzen, maar het gevolg zijn van de vrees dat de aardbevingen die Venetië op dat ogenblik teisterden, het leven van de pas geboren Vivaldi bedreigden.

Hoe dan ook, Antonio was de oudste van minstens 6 kinderen van Giovanni Battista Vivaldi, een kapper en muzikant die van 1685 tot 1729 voor het orkest van de befaamde San Marco basiliek werkte, en Camilla Calicchio, de dochter van een kleermaker. Mogelijk besloot Camilla, wellicht door de moeilijke omstandigheden waarin hij geboren werd, vrij vroeg dat Antonio voor het priesterschap bestemd was.

Il Prete Rosso

Over de muziekopleiding die Vivaldi kreeg, is weinig gekend. Wel is zeker dat hij zijn vioollessen van zijn vader kreeg. Al vroeg trokken vader en zoon samen door Venetië om concerten te geven, een duidelijke getuige van Antonio’s aanzienlijke talent. 

Giovanni Battista was ook één van de oprichters van een muziekgezelschap waarin ook de componist en dirigent Giovanni Legrenzi een belangrijke rol speelde. Sommige musicologen menen in het vroegere werk van Vivaldi de stijl van Legrenzi te herkennen, wat hen doet veronderstellen dat het Legrenzi was die de jonge Antonio inwijdde in de compositieleer en mogelijk ook orgellessen gaf. 

In 1693, op zijn 15de, startte Vivaldi aan zijn priesteropleiding. Tien jaar later, in 1703, ontving hij zijn wijding tot priester. Al gauw krijg hij de bijnaam Prete Rosso, ‘de rode priester’, een verwijzing  naar de rode haren die hij van zijn vader had geërfd.

Hoewel hij priester werd omwille van de belofte die zijn moeder maakte bij zijn geboorte, toen het er naar uit zag dat hij niet lang zou leven, bleef Vivaldi zijn ganse leven ook priester. Een jaar na zijn priesterwijding, echter, werd hij al van zijn liturgische verplichtingen ontslagen, omdat hij zijn missen te vaak onderbrak omwille zijn zwakke gezondheid. Sommige kwatongen zijn overigens van mening dat Vivaldi al wel eens een astma aanval veinsde zodat hij verder kon gaan componeren. Of dat inderdaad het geval was of niet, het gaf hem natuurlijk wel beduidend meer tijd om zich bezig te houden met de muziek.

Antonio Vivaldi, componist van o.m. De Vier Seizoenen
Vermoedelijk portret van Antonio Vivaldi uit 1723.

Het Ospedale della Pieta

Het zelfde jaar dat Vivaldi tot priester werd gewijd, werd hij ook aangesteld als ‘vioolmeester’ in het Ospedale della Pieta, een weeshuis voor meisjes in Venetië, dat als voornaamste doel had om de weeskinderen te bekwamen in de muziek.

En dat is precies wat Vivaldi deed! In de meer dan 30 jaar die hij voor de Pieta werkte, componeerde hij tal van concerti, cantates en sacrale werken die door de meisjes werden uitgevoerd. Het duurde niet lang na of de reputatie van het weeshuis was zodanig gegroeid  to ver buiten Venetië dat mensen van overal in Europa naar de stad afzakten, speciaal om de meisjes te horen spelen. 

Toch was de relatie tussen Vivaldi en het bestuur van het Ospedale della Pieta niet altijd even goed. Vaak weren er spanningen, en elk jaar opnieuw moest het bestuur stemmen of ze de componist wel wilden aanhouden en in 1709 werd zijn aanstelling, ondanks de faam die het wezenhuis op enkele jaren tijd dankzij Vivaldi had verkregen, niet verlengd. Twee jaar later, in 1711, werd -deze keer unaniem- op deze beslissing teruggekomen en werd de componist opnieuw aangeworven.

In tussentijd had Vivaldi al verschillende werken gepubliceerd, maar zijn grote doorbraak als componist kwam in 1711 met de publicatie van L’estro armonico, een reeks vioolconcerti opgedragen aan prins Ferdinand van Toscane, een muziekliefhebber die ook zijn steun had verleend aan andere componisten, waaronder Scarlatti en Händel.

Faam tot ver buiten Venetië

Ook in 1711 reisde Vivaldi samen met zijn vader naar Brescia, voor de uitvoering van zijn Stabat Mater. Waar we van Vivaldi voornamelijk vrolijk speelse muziek verwachten, getuigt dit werk van een diepe, ingetogen droefheid. Vaak wordt verondersteld dat dit komt omdat de componist het werk in zeven haasten zou geschreven hebben. En inderdaad, de herhaling van enkele muziekpartijen en het ontbreken van enkele standaard onderdelen in de tekst, lijken hier inderdaad op te wijzen. Maar precies daardoor krijgt het stuk de ingetogen stemming die past bij het verdriet van Maria aan het kruis van haar zoon. En misschien was dit sowieso Vivaldi’s bedoeling.

Behalve de concerti, cantates en sacrale muziek die hij voor het Ospedale della Pieta opleverde, componeerde Vivaldi ook heel wat opera’s, een genre dat in de vroege 18de eeuw goed in de markt lag. In 1714, het jaar nadat hij zijn eerste opera uitbracht, werd de componist impresario van het Teatro San Angelo in Venetië en het duurde niet lang vooraleer ook zijn opera’s in gans Italië en zelfs daarbuiten werden uitgevoerd. Twintig jaar later schreef Vivaldi in een brief dat hij 94 opera’s had gecomponeerd. Daarvan zijn er tot op heden amper 50 terug gevonden of bewaard gebleven. 

Op het hoogtepunt van zijn faam werd Vivaldi gevraagd door hoven in gans Europa om muziek voor speciale gelegenheden te schrijven, waaronder, in 1725, de cantate Gloria e Imeneo naar aanleiding van het huwelijk van Lodewijk XIV van Frankrijk.

Meer dan de 'Vier Seizoenen' ... veel meer

Ook Vivaldi ontsnapte niet aan het lot dat heel wat andere componisten uit zijn tijd beschoren was. Naar het einde van zijn leven geraakte het publiek, steeds op zoek naar wat nieuws en wat sensationeels, haar belangstelling kwijt in de ouder wordende componist. In de hoop om wat zijn van verloren roem terug te vinden, trok hij naar Wenen, wellicht op uitnodiging van Karel VI. Kort na zijn aankomst, echter, overleed de keizer en zijn opvolger was er helemaal niet in geïnteresseerd om Vivaldi in dienst te houden. De ooit zo beroemde en geliefde componist overleed berooid in Wenen in de nacht van 27 op 28 juli 1741. 

Na zijn overlijden verdwenen Vivaldi en zijn immense oeuvre uit de herinneringen van het publiek dat hem ooit op de handen had gedragen, een lot dat hij deelde met zoveel andere componisten van zijn tijd.

Het zou nog tot de 20ste eeuw duren vooraleer zijn werken weer stilaan tevoorschijn zouden komen. Zeker vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw is Vivaldi, ondanks een snedige commentaar van Stravinsky, niet meer weg te denken uit het barokke repertoire en behoort hij steevast tot één van de publiekslievelingen.

(Bronnen: Vivaldi, De Klassieke Muziek Collectie nr. 5, De Agostini 1995 | Wikipedia)