Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Ludwig van Beethoven werd op 17 december 1770 in de Sint-Remigiuskerk in Bonn gedoopt. Hij werd wellicht de dag voordien geboren, een vermoeden dat bevestigd lijkt te worden doordat Beethoven zelf zijn verjaardag steevast op 16 december zou gevierd hebben.

De jonge Ludwig werd geboren in een muzikale familie. Zijn grootvader en peter Lodewijk, naar wie hij werd genoemd, trad al op zijn 5de toe tot het koor van de Sint-Romboutskerk in Mechelen. Op zijn 19de werd hij tenor in de Sint-Pieters kerk in Leuven, en plaatsvervangend kapelmeester. Een tweetal jaar later verhuisde hij naar Bonn, waar hij bas zanger aan het hof van de aartsbisschop van Köln werd en in 1761 Kapellmeister

Ook Johann van Beethoven, Lodewijk’s enige zoon, was actief in de muziek. Hij was tenor aan het hof van de aartsbisschop van Köln, en gaf klavier- en vioollessen. Zijn echtgenote Maria Magdalena (Helena) Keverich, was de dochter van de hoofd kok aan het hof van de aartsbisschop van Trier. Ze trouwden in november 1767 en hadden 7 kinderen, waarvan er slechts 3 overleefden: Ludwig, Kaspar Anton Karl en Nikolaus Johann.

Van deze 3 kinderen lijkt alleen Ludwig het muzikale talent van zijn vader en grootvader geërfd te hebben. Kaspar werd klerk en was ook secretaris van zijn oudere broer, terwijl Nikolaus Johann apotheker werd.

Ludwig van Beethoven
Het oudste gekende portret van Beethoven, uit 1783

Een moeilijke jeugd

Zich al vroeg bewust van het talent van zijn zoon, begon de Johannes, samen met orgelist van den Eeden, pianist Pfeiffer en violist Rovantini, al op zeer prille leeftijd aan Ludwig’s muzikale onderricht.

Doopakte van Ludwig van Beethoven
De doopakte van Ludweg van Beethoven vermeldt zijn ouders Johannes van Beethoven en Helena Keverichs, zijn peter Ludovicus van Beethoven en zijn meter Gertrudis Müllers, genaamd Baums.

Het was immers de bedoeling van vader Beethoven om zijn zoon, naar het voorbeeld van Mozart, als het nieuwe wonderkind in de wereld te zetten. Johannes, echter, was niet alleen een alcoholist, maar ook een bullebak die, naar verluid, zijn zoon in de kelder opsloot om piano te spelen, maar ook bijna dagelijks afranselde omdat hij niet goed genoeg speelde. 

In maart 1778 -hij was toen amper zeven- trad Ludwig voor de eerste keer op voor een publiek. In de loop van 1779 of kort daarna ging hij in de leer bij de pas als orgelist aan het hof aangestelde Christian Gottlieb Neefe, die Beethoven zijn eerste stappen in de compositie leerde zetten. Dit resulteerde in maart 1783 in de publicatie van zijn eerste compositie, een reeks variates op toetsenbord én zijn eerste drie pianosonates, de Kurfürst Sonates, zo bijgenaamd omdat hij ze opdroeg aan Keurvorst Maximilian Friedrich, die hem prompt beloonde met een stevige subsidie om zijn muziekstudies verder te zetten.

Wenen en de ontwikkeling van de romantiek

In december 1786 trok Beethoven voor de eerste keer naar Wenen, naar verluid in de hoop om Mozart te ontmoeten. Of het inderdaad tot een ontmoeting kwam, is onbekend. Lang duurde de reis niet, want Beethoven keerde begin 1787 al terug omdat zijn moeder stervende was. Na de dood van zijn moeder kwamen de zorgen over zijn twee jongere broers bij Ludwig terecht, terwijl vader Johannes nog dieper wegzonk in de drank. 

Eind 1790 en begin 1792 ontmoette Beethoven Jospeh Haydn op diens reis naar Londen en terug. Wellicht was het bij hun tweede ontmoeting dat ze afspraken dat Beethoven naar Wenen zou reizen, om daar bij Haydn in de leer te gaan. Wat in november 1792 dan ook gebeurde.

Eens in Wenen richtte hij zich op optreden en op zijn studies bij Haydn, die hem alles leerde over het contrapunt. Zijn vioollessen zette hij voort  bij Schuppanzigh, en Salieri introduceerde hem tot de Italiaanse muziek.

Qua stijl leunt het vroegere werk van Beethoven nog sterk aan bij het classicisme van Mozart en hun gezamenlijke leermeester, Haydn. Toch is reeds dan duidelijk dat de componist op zoek gaat naar zijn eigen stijl. Zijn 8e pianosonate, de Pathétique, gecomponeerd in 1798 is een duidelijk voorbeeld hoe Beethoven toen reeds speelde met de dynamiek en het tempo, wat zijn composities een veel sterker gevoel van zowel drama als ingetogenheid geeft. Het is precies dit zoeken naar een eigen stijl, waarin expressie meer op de voorgrond treedt dan voordien, dat van Beethoven een spilfiguur maakt in de ontwikkeling van de romantiek.

Allicht speelden het feit dat hij nimmer tevreden was over zijn werk samen met zijn woelige privé-leven een zeer belangrijke rol in deze ontwikkeling.

Dit resulteerde in 1805 in de première van zijn 3e Symfonie, de Eroica, een symfonie die nu als één van zijn meest briljante werken beschouwd wordt, maar die destijds door het publiek met gemengde gevoelens ontvangen werd. Sommigen vonden het werk te lang of snapten dan weer de structuur van de symfonie niet helemaal, terwijl anderen het terecht als een meesterwerk omarmden. Uiteraard weerhield dit de eigenzinnige Beethoven niet om verder te gaan op de ingeslagen weg.

In dat zelfde jaar waagde Beethoven zich met Fidelio aan zijn eerste en enige opera, maar die werd slecht ontvangen en wordt ook nu als één van zijn zeldzame mislukkingen beschouwd. 

Beethoven in 1805 ten tijde van de compositie van zijn Vijfde Symfonie
Beethoven in 1805

Met zijn andere composities oogstte Beethoven beduidend meer succes, en het was tijdens het eerste decennium van de 19e eeuw, dat hij zich vestigde als meester. Zijn 5e Symfonie werd als “één van de belangrijkste werken van zijn tijd” beschouwd. Met de 6e Symfonie brak hij met de oude structuur van de symfonie. Waar die traditioneel uit 4 delen bestond, voegde hij aan de 6e Symfonie een extra deel toe. De 7e en 8e Symfonie bestaan dan weer uit 4 delen, maar voor zijn laatste volledige symfonie, de 9e, zette hij de innovatie  een stap verder: het vijfde deel, de Ode an die Freude, start met een korte solozang en eindigt met een magistraal koor.

Laatste jaren

In zijn zoektocht naar innovatie en muzikale expressie keerde Beethoven terug naar enkele oude meesters, waaronder Händel en de op dat ogenblik zo goed als in vergetelheid geraakte J.S.Bach. Op een thema uit het oratoria  “Judas Maccabaeus” van Handel schreef hij verschillende variaties.

Niet iedereen wist Beethoven’s latere werk te waarderen. Zo noemde de componist Louis Spohr zijn “Late Kwartetten” een “onontcijferbare, ongecorrigeerde gruwel“. Zelf, echter, vond hij het 14e Kwartet in c# mineur zijn meest perfecte creatie.

Beethoven’s gezondheid bleef de laatste jaren echter achteruit gaan, en wanneer hij midden 1825 hersteld was van een ruim een maand bedlegerigheid, schreef hij het 15e strijkkwartet, dat hij zelf het “Heiliger Dankgesäng” voor zijn genezing noemde. Hij voegde nog een 16e kwartet toe, en herwerkte een deel van het 13e, maar in december 1826 liet zijn gezondheid het opnieuw afweten. De laatste maanden van zijn leven was Beethoven ziek en bedlegerig. 

Hij overleed op 26 maart 1827, naar verluid -en dat paste wel wat bij zijn leven- terwijl er een hevige donderslag weerklonk.

(Bron: Wikipedia)