Georg Friedrich Händel (1685-1759)

Georg Friedrich Händel werd op 5 maart 1685 in het Duitse Halle geboren (23 februari volgens de oude kalender). Zijn vader Georg was barbier en chirurgijn. Zijn moeder, Dorothea Taust was de dochter van een predikant.

Händel’s aanleg voor muziek was al op zeer jonge leeftijd duidelijk. Toch, zo gaat het verhaal tenminste, had Georg liever niet dat zijn zoon zich met muziek bezig zou houden. Georg Friedrich hield echter en zou, volgens een anekdote, zelfs een kleine klavichord naar de zolder hebben gesmokkeld om daar ‘s nachts te oefenen! We kunnen alleen maar veronderstellen dat de oude Georg tegen die tijd stokdoof of een bijzonder goede slaper moet geweest zijn, om de nachtelijke studies van zijn zoon niet gehoord te hebben! Wellicht dikte Händel dit verhaal zelf wat aan, om op die manier zijn reputatie van self-made man extra in de verf te zetten.

Er kwam een einde aan Georg’s verzet toen deze zijn zoon in 1693 meenam naar het paleis van de hertog van Weissenfels, Georg’s werkgever. Wanneer de 8-jarige knaap iedereen verbaasde met zijn orgelspel in de kapel van het paleis, adviseerde de hertog Georg om zijn zoon muziekonderricht te laten volgen. Georg kon dus niet anders meer en vroeg Friedrich Zachow als muziekleraar voor zijn zoon.

Zachow was de enige muziekleraar die Händel ooit (formeel) gehad heeft. Het onderricht dat Zachow Händel gaf bestond voornamelijk uit het kopiëren en bestuderen van partituren van andere meesters, waaronder Froberger en Kerll, een leerling van de Florentijnse Frescobaldi.

Op die manier leerde de jonge Händel andere componisten en hun werk beter kennen, en kon hij al vroeg zijn eigen stijl ontwikkelen. Daarbij is de invloed van Frescobaldi voor sommigen vaak duidelijk. Het was in deze periode dat Händel ook aan zijn eerste eigen composities begon. Hij was toen 9 jaar.

Behalve partituren kopiëren, moest Händel Zachow regelmatig vervangen op het orgel tijdens kerkdiensten waarop Zachow afwezig was. De reputatie van de jonge virtuoos groeide zodanig dat de enkele jaren oudere Georg Philip Telemann, op weg naar Leipzig, een omweg maakte via Halle om er Händel op te zoeken. Het was het begin van een levenslange vriendschap tussen beide grootmeesters.

Händel was een snelle en leergierige leerling die in de loop van de 3 à 4 jaar dat hij les kreeg, zijn meester was voorbijgestoken. Het was tijd om naar wat anders uit te kijken.

Tussen Halle, Hamburg en Rome

Hoewel zijn vader al in 1697 was overleden, besloot Händel toch om diens wens te vervullen en schreef hij zich in 1702 in aan de universiteit van Halle waar hij seminaries over recht en theologie volgde. Niet lang daarna werd hij orgelist in de Domkirche in Halle, een post die hij ongeveer een jaar zou betrekken vooraleer hij naar Hamburg vertrok.

Georg Friedrich Händel
Georg Friedrich Händel omstreeks 1720

In Hamburg werd hij violist en klavicinist aan de intussen vermaarde Oper am Gänsemarkt, waar hij onder meer Christoph Graupner en Johann Mattheson ontmoette. Hij componeerde er zijn eerste opera’s: Almira en Nero in 1705 en Daphne en Florinda in 1708. Vooral Almira sloeg in bij het publiek en werd meerdere keren opgevoerd.

Ondanks het succes van zijn eerste twee opera’s vertrok Händel, op uitnodiging van Ferdinando de Medici, al in 1706 naar Italië. In Italië verbleef hij voornamelijk in Rome waar hij, ondanks het feit dat hij lutheraan was, sterk in de gunst stond van enkele kerkvorsten. Daar ontmoette hij ook Arcangelo Corelli en de Scarlatti’s, die een sterke invloed op de verdere ontwikkeling van zijn stijl zouden hebben. Tijdens een (vriendschappelijke) wedstrijd tussen Domenico Scarlatti en hemzelf, die moest uitmaken wie van de twee de betere klavicinist en de betere orgelist was, moest Händel in Scarlatti zijn meerdere op klavecimbel erkennen, maar was het publiek het eens over Händel’s superioriteit op orgel. 

Hij reisde ook naar Napels, Firenze en Venetië voordat hij naar Duitsland terugkeerde. Hoewel zijn verblijf in Italië voor zijn verdere ontwikkeling als componist cruciaal was en zijn opera’s er een groot succes was, werd hij in Italië al snel weer vergeten en werden zijn werken er nog amper uitgevoerd.

Naar Londen

In 1710 werd Georg Friedrich Händel kapelmeester van prins Georg van Hannover, die enige tijd later in Engeland tot koning George I zou gekroond worden. Wellicht omdat de prins wist dat hij een goeie kans maakte op de Engelse kroon, of om zijn kansen te verbeteren, stuurde hij Händel naar Londen. Ook daar genoot de jonge componist meteen succes. Vooral zijn opera Rinaldo, met het aria Lascia ch’io pianga dat nog steeds als één van zijn mooiste aria’s wordt beschouwd, werd er zeer gesmaakt. 

Voor Händel zelf was het verblijf in Londen zodanig meegevallen dat hij bij zijn terugkeer in Hannover zijn permanente verhuis naar de Engelse hoofdstad begon te plannen.

Doorgaans wordt aangenomen dat hij door zijn definitieve verhuis naar Londen contractbreuk gepleegd heeft ten opzicht van zijn werkgever, prins Georg. Wanneer deze dan koning in Engeland werd, zou Händel de Water Music gecomponeerd hebben om terug bij hem in gunst te komen. Deze anekdote verliest echter wat van haar geloofwaardigheid omdat Händel na zijn verhuis op prins Georg’s loonlijst bleef staan. Ze strookt ook niet meteen met het nogal eigenzinnige en trotse karakter van de componist. 

Het is evenzeer mogelijk dat Händel’s verhuis naar Londen paste in de plannen van prins Georg en dat de Water Music bedoeld was als verwelkoming van de nieuwe koning.

Hoe dan ook genoot Händel niet alleen de gunst van de koning, maar ook van verschillende aristocraten. In 1719 richtten enkele edellieden samen met George I de Royal Academy of Music op. Het doel van de Academy was om de opera’s, die in Londen aan populariteit hadden verloren, nieuw leven in te blazen. Händel werd de muzikaal directeur belast met het aanwerven van de beste Italiaanse zangers en zangeressen. Giovanni Battista Bononcini werd de voornaamste componist en tijdens het eerste jaar ook de populairste. Waar Händel de steun genoot van de koning en de aristocraten die de ‘Duitse’ koning goed gezind waren, stonden de andere aristocraten achter Bononcini. Uiteindelijk steeg de faam van Händel ten koste van Bononcini, die na een plagiaat schandaal het land zelfs ontvluchtte.

Niet alleen de concurrentie tussen de componisten die voor de Royal Academy of Music werkten maar ook de onenigheden en jaloezie tussen de zangers onderling zorgden voor meer spektakel op en buiten het podium dan goed was. In 1734 werd de Academy dan ook door haar oprichters weer opgedoekt.

Toch ging Händel niet bij de pakken zitten. In 1734 richtte hij samen met John Rich het Covent Garden Theatre op. Hij bleef opera’s componeren tot 1741, maar gaf steeds meer de voorkeur aan het schrijven van oratorio’s, waaronder zijn wereldberoemde Messiah in 1750. De opbrengst van de Messiah schonk Händel trouwens aan het Foundling Hospital, een wezenhuis.

Laatste jaren

Händel bleef oratorio’s componeren tot 1752. Daarbij maakte hij steeds meer gebruik van Engelse zangers en werden de uitvoeringen steeds theatraler. Steunend op de eeuwenoude Engelse koortraditie, voegde Händel ook steeds meer koren toe aan zijn oratorio’s, waarbij hij zorgde van een afwisseling tussen vertelling (recitativo) en verhaal (aria’s en koren) die voor de nodige dramatiek in zijn werk zorgden.

In 1750 werd hij, naar verluid, zodanig zwaar gewond tijdens een ongeval in Nederland dat hij een tijd lang niet in staat was om het orgel te spelen. Het daarop volgende jaar begon het zicht in één van zijn ogen te minderen. Net als bij Johann Sebastian Bach enkele jaren voordien, maakte een operatie het probleem alleen maar erger en verloor Händel zijn zicht. Hij overleed in zijn huis in Londen op 14 april 1759 en kreeg als enige componist tot dan een staatsbegrafenis. In zijn testament liet hij het aanzienlijke vermogen dat hij verworven had na aan zijn nicht, aan zijn secretaris en aan verschillende liefdadigheden.

Nalatenschap

Hoewel hij minder productief was dan zijn vriend Telemann, liet Händel 42 opera’s na, 29 oratoria, ruim 120 cantates, heel wat kerkmuziek, serenades, odes, anthems, concerten en concerti grossi voor diverse instrumenten.

Na zijn dood werden zijn opera’s geruime tijd niet meer werden uitgevoerd, toch geraakte Händel, in tegenstelling tot zoveel van zijn tijdgenoten, niet in de vergetelheid. Zowel Mozart als Beethoven koesterden een grote bewondering voor hem, waarbij Mozart zorgde voor een Duitse versie van de Messiah en  Beethoven verschillende variaties schreef op een thema uit het oratorio Judas Maccabeus.

Heel wat andere componisten componeerden trouwens stukken die geïnspireerd waren op werk van Händel. En de Coronation Anthems die hij schreef ter ere van de kroning van George II, klinken nu nog steeds bij een kroning in het Britse koningshuis.

Meer lezen ...

(Bronnen: Handel, Gottmer Componistenreeks, J.H. Gottmer-Haarlem, 1989 | Händel, De Klassieke Muziek Collectie nr. 6, De Agostino 1995 | Wikipedia)