Igor Stravinsky (1882-1971)

De Pools-Russische componist Igor Stravinsky werd geboren op 17 juni 1882 (5 juni volgens de orthodoxe kalender) in Oranienbaum, nabij Sint-Petersburg. Hij was de derde van vier zonen van Fyodor Stravinsky en Anna Kholodovskaya. 

Al op jonge leeftijd toonde Stravinsky een sterke belangstelling en aanleg voor muziek. Zo vond zijn levenslange fascinatie met het ballet haar oorsprong toen hij rond zijn 8ste een uitvoering van Tjsaikovski’s De Schone Slaapster bijwoonde. Op zijn 9de begon hij regelmatig pianolessen te volgen en tegen zijn 15de had hij het Piano Concert nr. 1 van Felix Mendelssohn onder de knie. Rond dezelfde tijd schreef hij ook een herbewerking van een Strijkkwartet van Glazunov, die niet onder de indruk was van de prestatie.

Rechten en muziek

Ondanks zijn talent en belangstelling voor de muziek schreven Igor’s ouders hem in 1901 in aan universiteit van Sint-Petersburg, om strafrecht te studeren. Hoewel hij in 1906 een diploma in de rechten zou behalen, ging Stravinsky’s aandacht steeds meer naar de muziek. Dat hij aan de universiteit, via diens zoon Vladimir, de gevierde componist Rimski-Korsakov ontmoette, was daar niet vreemd aan. De ontmoeting leidde tot een verblijf met het gezien Rimski-Korsakov in Heidelberg in de zomer van 1902 en in 1905 ging Stravinsky bij de oude meester in de leer. Tussen de twee mannen groeide een zodanig hechte band dat de Stravinsky zijn mentor als zijn tweede vader beschouwde. Het was naar aanleiding van het overlijden van Rimski-Korsakov dat Stravinsky zijn Chant Funèbre opus 5 componeerde, een werk dat in 1908 werd uitgevoerd en daarna, tot 2015, verloren werd gewaand.

Intussen was Stravinsky in 1906, geheel tegen de regels van de orthodoxe kerk, getrouwd met zijn nicht Katharina Gavrylovna Nosenko, met wie hij 5 kinderen zou hebben. 

Internationale doorbraak

Stravinsky had al enkele composities op zijn naam staan, maar het was de impresario en eigenaar van de Ballets Russes, Sergei Diaghilev, die in 1909 een uitvoering bijwoonde van zijn Scherzo Fantastique en Feu d’Artifice, die het genie van de jonge componist erkende. 

Voor Diaghilev componeerde Stravinsky het ballet De Vuurvogel, gebaseerd op een sprookje uit de Russische folklore. Van bij de première in juni 1910 in de Opéra de Paris was De Vuurvogel een immens succes, en betekende meteen Stravinsky’s internationale doorbraak.

Gedreven door dat succes ging Stravinsky aan de slag aan zijn volgende werk, Petroesjka, opnieuw gebaseerd op een verhaal uit de Russische folklore waarin een pop, Petroesjka, verliefd wordt op een andere pop, die een ballerina voorstelt. Het werk kon het Parijse publiek bij de première in juni 1911 minder bekoren dan De Vuurvogel, maar bevestigde toch de groeiende reputatie van de componist.

Igor Stravinsky in 1925
Igor Stravinsky omstreeks 1925

Voor het derde ballet dat hij voor Diaghilev schreef, Le Sacre du Printemps, zorgde Stravinsky niet alleen voor de muziek, maar ook, samen met Nicholas Roehrig, voor het scenario. Het ballet vertelt het verhaal van heidense rituelen en eindigt met een mensenoffer aan de zonnegod Yarilo, waarbij de ballerina zichzelf naar haar dood toedanst. Het merkwaardige, misschien zelfs wat ruwe thema én de experimentele stijl van de muziek die een breuk betekenden met Stravinsky’s vorige werken, viel bij de première in Parijs in mei 1913 niet meteen in de smaak van de critici, collega’s musici en het publiek. Eén criticus noemde het werk in Le Figaro zelfs “een werk van moeizame en kinderlijke barbariteit”! 

Intussen ging het Stravinsky privé minder voor de wind. Zelf kreeg hij tyfus kort na de Parijse première van zijn Sacre du Printemps en werd hij opgenomen voor verzorging. Het jaar erna werd, bij de geboorte van de jongste dochter van het gezin, tuberculose vastgesteld bij Stravinsky’s vrouw Katharina. Ze werd opgenomen in een kuuroord in de Zwitsere Alpen en het gezin verhuisde naar een woning in de buurt, waar Stravinsky verder werkte aan zijn eerste opera, De Nachtegaal

Oorlog, revolutie en financiële troebelen

Enkele maanden na de première van De Nachtegaal, brak de Eerste Wereldoorlog uit. Stravinsky, die omwille van gezondheidsredenen geen dienst nam in het leger, slaagde er nog maar net in om enkele bezittingen van het familieverblijf in Oekraïne naar Zwitserland te brengen, vooraleer de grenzen op slot gingen. Wanneer de revolutie in Rusland uitbrak, wist Stravinsky dat hij niet meer naar zijn geboorteland zou terugkeren en vestigde hij zich met zijn zieke echtgenote en hun kinderen in Zwitserland.

Al zijn succes ten spijt, had Stravinsky het rond deze periode financieel heel moeilijk. Dat kwam in belangrijke mate omdat Rusland, en later ook de Sovjet-Unie, de componist niet de royalties uitbetaalde waar hij door zijn werk voor de Ballets Russes recht op had. Het gevolg was niet alleen een conflict met Diaghilev, maar ook dat Stravinsky, op zoek moest gaan naar een sponsor. Die vond hij in 1918 in de filantroop Werner Reinhart, aan wie hij enkele composities opdroeg.

Neo-classicisme en serialisme

In 1920 verhuisde het gezin Stravinsky naar Frankrijk. Daar kwamen ze in contact met de beroemde mode-ontwerpster Coco Chanel, met wie Igor een affaire zou gehad hebben. De verhuis markeert ook een geleidelijke overgang in de muziek die Stravinsky componeerde en die naar het neo-classicisme evolueerde. Intussen was wel duidelijk dat de componist zich niet op één specifieke stijl zou vastpinnen. Met Apollon MusagetePerséphone en Orpheus greep hij terug naar de muziek uit de classicistische periode, waarbij ook het ballet zelf gebaseerd was op dansen uit die periode.  Zijn laatste neo-klassieke werk was de Engelstalige opera The Rake’s Progress, gebaseerd op 18de eeuwse schilderijen en etsen van William Hogarth.

Eigen aan de meeste werken die Stravinsky in deze periode schreef, is het gebruik van thema’s uit de Grieks-Romeinse mythologie, vaak met een moraal op het einde van het verhaal. 

In 1921 leidde een ontmoeting tussen de componist en Vera de Bosset tot een affaire tussen de twee, waarbij Vera haar man verliet. Stravinsky bleef echter getrouwd met de zieke Katharina tot aan haar dood in 1939. Met het overlijden van Katharina en het begin van de Tweede Wereldoorlog, verhuisde Stravinsky naar de Verenigde Staten, waar hij in 1940 met Vera de Bosset in het huwelijke trad. Na enige tijd doorheen het land gereisd te hebben, vestigde het koppel zich in Hollywood. De stap naar de filmmuziek was gezet. Walt Disney was de eerste die muziek van de componist gebruikte voor zijn tekenfilm Fantasia (1940), waarin fragmenten van Le Sacre du Printemps verwerkt werden. Ook andere filmmakers toonden interesse in de werken van Stravinsky, en zijn muziek wordt tot op de dag van vandaag regelmatig in films verwerkt.

In 1945 namen Igor en Vera de Amerikaanse nationaliteit aan. Op dezelfde dag zorgde hij voor de publicatie van een bewerking van verschillende van zijn oudere composities, zodat hij ook in de Verenigde Staten over de auteursrechten op zijn eigen werk zou kunnen beschikken.

Begin jaren ’50 experimenteerde Stravinsky met het serialisme, een stijl die zijn oorsprong vond in de 12-tonen muziektheorie van Arnold Schoenberg. Het ballet Agon uit 1954 was Stravinsky’s eerste werk dat de 12-tonen stijl van Schoenberg volledig omarmde. 

Voor zijn 80ste verjaardag kreeg hij in 1962 op het Witte Huis van president Kennedy een eremedaille als erkenning van het belang van zijn werk voor de wereld. Na de moord op Kennedy in november van het volgende jaar, componeerde Stravinsky in 1964 de Elegy for J.F.K., in de 12-tonen stijl. De tekst van het stuk, op Stravinsky’s verzoek geschreven door W.H. Auben, bestaat uit 4 haiku’s van elk 17 lettergrepen en eert de overleden president.

In september 1962 ging Stravinsky, voor het eerst sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, terug naar zijn geboorteland om er zowel in Leningrad als in Moskou enkele concerten te dirigeren.. Naast verschillende collega-componisten zoals Sjostakovitsj, ontmoette hij er ook de president van de Sovjet-Unie, Chroetsjov.

Tegen 1964 begonnen de vele en lange reizen stilaan hun tol te eisen van de inmiddels 82-jarige componist. Hij schreef zijn laatste grote werk, Requiem Canticles in 1966, en dirigeerde in 1967 nog de uitvoering van één van zijn werken.

In 1969 verhuisden Vera en hij nog naar een appartement in New York, waar hij op 6 april 1971 in het Lenox Hill Hospital overleed. Op zijn vraag werd hij in de Russische hoek van het San Michele eiland in Venetië begraven. 

(Bronnen: Wikipedia | Geni.com)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).