Jean-Philippe Rameau (1683-1764)

Jean-Philippe Rameau was een Franse muziek-theoreticus en componist uit de barok periode. Hij werd op 25 september 1683 geboren in Dijon. Hij was het zevende kind van in totaal elf, van Jean Rameau, een organist in tal van kerken in de streek van Dijon, en Claudine Demartinécourt, een notarisdochter. Dat hij de dag van zijn geboorte al gedoopt werd zou er kunnen op wijzen dat de overlevingskansen van de boreling om één of andere reden laag werden ingeschat, maar uiteindelijk zou Rameau 80 jaar worden.

Van prille muzieklessen naar volwaardig componist

Hoewel hij uit zou groeien tot één van de belangrijkste Franse componisten van zijn tijd, is er heel weinig gekend over Rameau’s jeugdjaren en muzikale opleiding. Naar verluid zou hij al muziekonderricht gekregen hebben nog voor hij goed en wel kon lezen en schrijven. Hij volgde onderwijs aan het jezuïetencollege van Godrans in Dijon, maar hij blonk niet uit en verstoorde de lessen regelmatig met zijn zang. Later beweerde hij dat zijn liefde voor opera begon toen hij twaalf was.

In eerste instantie bestemd voor de rechten, koos Rameau ervoor om muzikant te worden. Zijn vader stuurde hem naar Italië, waar hij korte tijd in Milaan verbleef. Na zijn terugkeer werkte hij als violist in rondreizende gezelschappen en later als organist in provinciale kathedralen voordat hij voor het eerst naar Parijs verhuisde. Daar publiceerde hij in 1706 zijn vroegst bekende composities: de klavecimbelwerken die zijn eerste boek Pièces de Clavecin vormen, waarin de invloed van zijn vriend Louis Marchand duidelijk merkbaar is.

In 1709 keerde hij terug naar Dijon om zijn vaders positie als organist in de grote kerk over te nemen. Hoewel het contract oorspronkelijk zes jaar zou duren, verliet Rameau de post vroeger en vervulde vergelijkbare functies in Lyon en Clermont-Ferrand. Gedurende deze tijd componeerde hij vooral kerkelijke motetten en verschillende wereldlijke cantates.

In 1722 vestigde hij zich definitief in Parijs en publiceerde zijn belangrijkste werk omtrent de muziektheorie, Traité de l’harmonie. Dit bezorgde hem snel een aanzienlijke reputatie en werd gevolgd door zijn tweede studie, Nouveau système de musique théorique in 1726. In 1724 en 1729/30 bracht hij ook nog twee verzamelingen klavecimbelstukken uit.

Rameau waagde zich voorzichtig aan het componeren van toneelmuziek toen de schrijver Alexis Piron hem vroeg om liederen te leveren voor zijn populaire komische toneelstukken. Vier samenwerkingen volgden maar helaas heeft geen enkele van deze stukken de tand des tijds doorstaan.

Op 25 februari 1726 huwde Rameau met de 19-jarige Marie-Louise Mangot. Marie-Louise was afkomstig uit een muzikale familie in Lyon en stond bekend als een getalenteerde zangeres en instrumentaliste. Het echtpaar kreeg vier kinderen, twee jongens en twee meisjes, en hun huwelijk zou gelukkig zijn.

Jean-Philippe Rameau
Jean-Philippe Rameau in 1728

Kort daarvoor ontmoette Jean-Philippe Rameau de machtige financier Alexandre Le Riche de La Poupelinière, die tot 1753 zijn beschermheer zou zij. In 1731 werd Rameau dirigent van het gerenommeerde privé orkest van La Poupelinière, waar hij 22 jaar diende. De salon van La Poupelinière bracht Rameau in contact met tal van culturele grootheden, waaronder de beoemde filosoof Voltaire.

De stap naar de opera

Hoewel zijn latere faam voornamelijk op zijn opera-werken rust, was het pas toen hij bijna vijftig was dat Rameau zich aan dit genre zou wijden. In 1727 had hij de schrijver Antoine Houdar de la Motte al eens benaderd voor een libretto, maar het kwam op dat ogenblik nog niet tot een samenwerking. Uiteindelijk liet hij zich inspireren om het prestigieuze genre tragédie en musique uit te proberen na het zien van Montéclair’s Jephté in 1732.

Rameau’s eerste opera, Hippolyte et Aricie, ging in première op 1 oktober 1733 in de Académie Royale de Musique. Het werk werd onmiddellijk erkend als de meest belangrijke opera die in Frankrijk was verschenen sinds de dood van Lully. Toch leidde deze opera ook tot enige controverse. Sommigen, waaronder de componist André Campra, waren verbluft door de originaliteit en de rijkdom aan uitvindingen. Anderen beschouwden de harmonische vernieuwingen als tegenstrijdig en zagen het werk als een aanval op de Franse muziektraditie. De twee kampen, bekend als de Lullyisten en de Rameauneurs, voerden, geheel in Franse traditie, gedurende de rest van het decennium een pamflettenoorlog over deze kwestie.

Intussen had Rameau zijn vernieuwende muziekstijl ook naar naar het lichtere genre van het opera-ballet overgebracht, met het zeer succesvolle Les Indes galantes in 1735. Dit werd gevolgd door twee muzikale tragedies, Castor et Pollux in 1737 en Dardanus in 1739, evenals een opera-ballet genaamd Les fêtes d’Hébé ook in 1739.

Na deze periode van creatieve productiviteit volgde, om onbekende redenen een stilte waaraan pas een einde kwam in 1745, wanneer Rameau de opdracht kreeg van het hof om de Franse overwinning in de Slag bij Fontenoy en het huwelijk van de Dauphin met Infanta Maria Teresa Rafaela van Spanje te vieren.

In hetzelfde jaar componeerde hij een aantal van zijn belangrijke werken, waaronder de komische opera Platée, en twee samenwerkingen met Voltaire: Le Temple de la Gloire en La Princesse de Navarra. Deze creaties leverden Rameau officiële erkenning op, met de titel Compositeur du Cabinet du Roi en een aanzienlijk salaris.

Jean-Jacques Rousseau

Tevens markeerde 1745 het begin van de bittere rivaliteit tussen Rameau en filosoof Jean-Jacques Rousseau, die ook ambities had om componist te worden. Rousseau schreef Les muses galantes, geïnspireerd door Rameau’s Indes galantes, maar Rameau was niet onder de indruk van dit muzikale eerbetoon. Later dat jaar gaven Voltaire en Rameau Rousseau de opdracht om van La Princesse de Navarre een nieuwe opera te maken, met een aansluitend recitatief genaamd Les fêtes de Ramire. Rousseau beweerde echter dat ze de eer voor de woorden en muziek hadden gestolen, hoewel weinig ervan als Rousseau’s werk kon worden geïdentificeerd. 

Maar daar liet Rousseau, die de rest van zijn leven bittere gevoelens jegens Rameau bleef koesteren, het niet bij! Rousseau speelde een prominente rol in de tweede grote controverse rondom Rameau’s werk. Ditmaal werd de ervan beschuldigd ouderwets te zijn en veel te ingewikkelde muziek te componeren. De controverse zou twee jaar aanslepen, van 1752 tot 1754. 

In diezelfde periode kwam er ook een einde aan de de financiële steun van de La Poupelinière. Dit stond los van het geruzie met Rousseau en was eerder het gevolg van het gekonkel van de La Poupelinière’s nieuwe minnares, Jeanne-Thérèse Goemans. Gelukkig voor de componist had hij op dat ogenblik geen bijkomende financiële steun meer nodig.

Tegen het einde van de jaren 1750, nam Rameau’s productiviteit af, waarschijnlijk als gevolg van zijn leeftijd en tanende gezondheid. In 1760 componeerde hij nog een komische opera Les Paladins. Zijn laatste werk, Les Boréades werd echter om onbekende redenen niet meer opgevoerd. Het zou nog tot het einde van de 21ste eeuw duren vooraleer dit laatste meesterwerk haar weg vond naar het podium

Rameau overleed op 12 september 1764, kort voor zijn 81ste verjaardag, in zijn woning in Parijs. Zijn laatste woorden richtte hij tot de priester die een zang wou aanheffen: “Wat wilt u in godsnaam toch voor me zingen, priester? U zingt vals.”

Hij werd op dezelfde dag van zijn overlijden begraven in de kerk van St. Eustache in Parijs. In 1883 werden er een bronzen beeld en een gedenkplaat voor hem aangebracht, maar de precieze plaats van zijn graf blijft tot de dag van vandaag onbekend.

Muzikaal nalatenschap van Jean-Philippe Rameau

De stijl van Jean-Philippe Rameau was in zijn tijd soms een bron van controverse en dispuut, omwille van het vernieuwende karakter van zijn muziek dat afweek van wat tot dan als Franse traditie werd beschouwd. Hij introduceerde nieuwe technieken, maar gebruikte nog steeds de meer traditionele vormen en stijlen, waardoor hij hen een nieuwe klank gaf. Hij stuitte op onbegrip, ook van de uitvoerende artiesten, en zag zich soms gedwongen om bepaalde passages te herwerken omdat de zangers ze anders niet konden of wilden uitvoeren!

Naar het einde van zijn leven toe, kwam Rameau in Frankrijk onder vuur te liggen omdat zijn muziek ‘te Italiaans’ was, terwijl buitenlandse componisten precies zijn ‘Italiaanse stijl’ wilden overnemen. Zo zijn enkele van de grootse werken van Gluck duidelijk beïnvloed door Rameau’s stijl.

In de loop van de 19de eeuw werden de werken van Rameau nog maar zelden uitgevoerd, hoewel ze in de muziekwereld minstens qua reputatie nog gekend waren. De Franse nederlaag in de Frans-Pruissische oorlog van 1870/71 en de daarop volgende heropflakkering van het Franse nationalisme, bracht Rameau, samen met andere bijna vergeten Franse componiste opnieuw in de aandacht. Het zou echter nog tot de late 20ste eeuw duren vooraleer de muziek van Rameau aan een echte revival toe was.

(Bronnen: Wikipedia | Geni.com)