Jean-Philippe Rameau (1683-1764)

Jean-Philippe Rameau was een Franse muziek-theoreticus en componist uit de barok periode. Hij werd op 25 september 1683 geboren in Dijon. Hij was het zevende kind van in totaal elf, van Jean Rameau, een organist in tal van kerken in de streek van Dijon, en Claudine Demartinécourt, een notarisdochter. Dat hij de dag van zijn geboorte al gedoopt werd zou er kunnen op wijzen dat de overlevingskansen van de boreling om één of andere reden laag werden ingeschat, maar uiteindelijk zou Rameau 80 jaar worden.

Van prille muzieklessen naar volwaardig componist

Hoewel hij uit zou groeien tot één van de belangrijkste Franse componisten van zijn tijd, is er heel weinig gekend over Rameau’s jeugdjaren en muzikale opleiding. Naar verluid zou hij al muziekonderricht gekregen hebben nog voor hij goed en wel kon lezen en schrijven. Hij volgde onderwijs aan het jezuïetencollege van Godrans in Dijon, maar hij blonk niet uit en verstoorde de lessen regelmatig met zijn zang. Later beweerde hij dat zijn liefde voor opera begon toen hij twaalf was.

In eerste instantie bestemd voor de rechten, koos Rameau ervoor om muzikant te worden. Zijn vader stuurde hem naar Italië, waar hij korte tijd in Milaan verbleef. Na zijn terugkeer werkte hij als violist in rondreizende gezelschappen en later als organist in provinciale kathedralen voordat hij voor het eerst naar Parijs verhuisde. Daar publiceerde hij in 1706 zijn vroegst bekende composities: de klavecimbelwerken die zijn eerste boek Pièces de Clavecin vormen, waarin de invloed van zijn vriend Louis Marchand duidelijk merkbaar is.

In 1709 keerde hij terug naar Dijon om zijn vaders positie als organist in de grote kerk over te nemen. Hoewel het contract oorspronkelijk zes jaar zou duren, verliet Rameau de post vroeger en vervulde vergelijkbare functies in Lyon en Clermont-Ferrand. Gedurende deze tijd componeerde hij vooral kerkelijke motetten en verschillende wereldlijke cantates.

In 1722 vestigde hij zich definitief in Parijs en publiceerde zijn belangrijkste werk omtrent de muziektheorie, Traité de l’harmonie. Dit bezorgde hem snel een aanzienlijke reputatie en werd gevolgd door zijn tweede studie, Nouveau système de musique théorique in 1726. In 1724 en 1729/30 bracht hij ook nog twee verzamelingen klavecimbelstukken uit.

Rameau waagde zich voorzichtig aan het componeren van toneelmuziek toen de schrijver Alexis Piron hem vroeg om liederen te leveren voor zijn populaire komische toneelstukken. Vier samenwerkingen volgden maar helaas heeft geen enkele van deze stukken de tand des tijds doorstaan.

Op 25 februari 1726 huwde Rameau met de 19-jarige Marie-Louise Mangot. Marie-Louise was afkomstig uit een muzikale familie in Lyon en stond bekend als een getalenteerde zangeres en instrumentaliste. Het echtpaar kreeg vier kinderen, twee jongens en twee meisjes, en hun huwelijk zou gelukkig zijn.

Jean-Philippe Rameau
Jean-Philippe Rameau in 1728

Kort daarvoor ontmoette Jean-Philippe Rameau de machtige financier Alexandre Le Riche de La Poupelinière, die tot 1753 zijn beschermheer zou zij. In 1731 werd Rameau dirigent van het gerenommeerde privé orkest van La Poupelinière, waar hij 22 jaar diende. De salon van La Poupelinière bracht Rameau in contact met tal van culturele grootheden, waaronder de beoemde filosoof Voltaire.

De stap naar de opera

Hoewel zijn latere faam voornamelijk op zijn opera-werken rust, was het pas toen hij bijna vijftig was dat Rameau zich aan dit genre zou wijden. In 1727 had hij de schrijver Antoine Houdar de la Motte al eens benaderd voor een libretto, maar het kwam op dat ogenblik nog niet tot een samenwerking. Uiteindelijk liet hij zich inspireren om het prestigieuze genre tragédie en musique uit te proberen na het zien van Montéclair’s Jephté in 1732.

Rameau’s eerste opera, Hippolyte et Aricie, ging in première op 1 oktober 1733 in de Académie Royale de Musique. Het werk werd onmiddellijk erkend als de meest belangrijke opera die in Frankrijk was verschenen sinds de dood van Lully. Toch leidde deze opera ook tot enige controverse. Sommigen, waaronder de componist André Campra, waren verbluft door de originaliteit en de rijkdom aan uitvindingen. Anderen beschouwden de harmonische vernieuwingen als tegenstrijdig en zagen het werk als een aanval op de Franse muziektraditie. De twee kampen, bekend als de Lullyisten en de Rameauneurs, voerden, geheel in Franse traditie, gedurende de rest van het decennium een pamflettenoorlog over deze kwestie.

Intussen had Rameau zijn vernieuwende muziekstijl ook naar naar het lichtere genre van het opera-ballet overgebracht, met het zeer succesvolle Les Indes galantes in 1735. Dit werd gevolgd door twee muzikale tragedies, Castor et Pollux in 1737 en Dardanus in 1739, evenals een opera-ballet genaamd Les fêtes d’Hébé ook in 1739.

Na deze periode van creatieve productiviteit volgde, om onbekende redenen een stilte waaraan pas een einde kwam in 1745, wanneer Rameau de opdracht kreeg van het hof om de Franse overwinning in de Slag bij Fontenoy en het huwelijk van de Dauphin met Infanta Maria Teresa Rafaela van Spanje te vieren.

In hetzelfde jaar componeerde hij een aantal van zijn belangrijke werken, waaronder de komische opera Platée, en twee samenwerkingen met Voltaire: Le Temple de la Gloire en La Princesse de Navarra. Deze creaties leverden Rameau officiële erkenning op, met de titel Compositeur du Cabinet du Roi en een aanzienlijk salaris.

Jean-Jacques Rousseau

Tevens markeerde 1745 het begin van de bittere rivaliteit tussen Rameau en filosoof Jean-Jacques Rousseau, die ook ambities had om componist te worden. Rousseau schreef Les muses galantes, geïnspireerd door Rameau’s Indes galantes, maar Rameau was niet onder de indruk van dit muzikale eerbetoon. Later dat jaar gaven Voltaire en Rameau Rousseau de opdracht om van La Princesse de Navarre een nieuwe opera te maken, met een aansluitend recitatief genaamd Les fêtes de Ramire. Rousseau beweerde echter dat ze de eer voor de woorden en muziek hadden gestolen, hoewel weinig ervan als Rousseau’s werk kon worden geïdentificeerd. 

Maar daar liet Rousseau, die de rest van zijn leven bittere gevoelens jegens Rameau bleef koesteren, het niet bij! Rousseau speelde een prominente rol in de tweede grote controverse rondom Rameau’s werk. Ditmaal werd de ervan beschuldigd ouderwets te zijn en veel te ingewikkelde muziek te componeren. De controverse zou twee jaar aanslepen, van 1752 tot 1754. 

In diezelfde periode kwam er ook een einde aan de de financiële steun van de La Poupelinière. Dit stond los van het geruzie met Rousseau en was eerder het gevolg van het gekonkel van de La Poupelinière’s nieuwe minnares, Jeanne-Thérèse Goemans. Gelukkig voor de componist had hij op dat ogenblik geen bijkomende financiële steun meer nodig.

Tegen het einde van de jaren 1750, nam Rameau’s productiviteit af, waarschijnlijk als gevolg van zijn leeftijd en tanende gezondheid. In 1760 componeerde hij nog een komische opera Les Paladins. Zijn laatste werk, Les Boréades werd echter om onbekende redenen niet meer opgevoerd. Het zou nog tot het einde van de 21ste eeuw duren vooraleer dit laatste meesterwerk haar weg vond naar het podium

Rameau overleed op 12 september 1764, kort voor zijn 81ste verjaardag, in zijn woning in Parijs. Zijn laatste woorden richtte hij tot de priester die een zang wou aanheffen: “Wat wilt u in godsnaam toch voor me zingen, priester? U zingt vals.”

Hij werd op dezelfde dag van zijn overlijden begraven in de kerk van St. Eustache in Parijs. In 1883 werden er een bronzen beeld en een gedenkplaat voor hem aangebracht, maar de precieze plaats van zijn graf blijft tot de dag van vandaag onbekend.

Muzikaal nalatenschap van Jean-Philippe Rameau

De stijl van Jean-Philippe Rameau was in zijn tijd soms een bron van controverse en dispuut, omwille van het vernieuwende karakter van zijn muziek dat afweek van wat tot dan als Franse traditie werd beschouwd. Hij introduceerde nieuwe technieken, maar gebruikte nog steeds de meer traditionele vormen en stijlen, waardoor hij hen een nieuwe klank gaf. Hij stuitte op onbegrip, ook van de uitvoerende artiesten, en zag zich soms gedwongen om bepaalde passages te herwerken omdat de zangers ze anders niet konden of wilden uitvoeren!

Naar het einde van zijn leven toe, kwam Rameau in Frankrijk onder vuur te liggen omdat zijn muziek ‘te Italiaans’ was, terwijl buitenlandse componisten precies zijn ‘Italiaanse stijl’ wilden overnemen. Zo zijn enkele van de grootse werken van Gluck duidelijk beïnvloed door Rameau’s stijl.

In de loop van de 19de eeuw werden de werken van Rameau nog maar zelden uitgevoerd, hoewel ze in de muziekwereld minstens qua reputatie nog gekend waren. De Franse nederlaag in de Frans-Pruissische oorlog van 1870/71 en de daarop volgende heropflakkering van het Franse nationalisme, bracht Rameau, samen met andere bijna vergeten Franse componiste opnieuw in de aandacht. Het zou echter nog tot de late 20ste eeuw duren vooraleer de muziek van Rameau aan een echte revival toe was.

(Bronnen: Wikipedia | Geni.com)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).