Johann Strauss II (1825-1899)

De Oostenrijkse violist en componist Johann Strauss II, voornamelijk bekend voor de vele walsen en operettes die hij schreef, werd op 25 oktober 1825 in Wenen geboren als het oudste van in totaal zeven kinderen van de componist Johann Strauss I en diens eerste vrouw, Maria Anna Streim. 

Hoewel Johann senior zelf een succesvol muzikant was, zag deze liever dat zijn zoon bankier zou worden in plaats van naam te maken in de muziekwereld. Hij verzette zich zelfs zodanig tegen Johann junior’s interesse in muziek, dat hij zijn zoon, toen hij hem met de viool ‘betrapte’, afranselde en zie dat hij de ‘muziek er wer uit zou slaan’! Het lijkt erop dat de oudere Strauss niet zozeer een rivaliteit wilde voorkomen, maar eerder wenste dat zijn zoon zou ontsnappen aan de uitdagingen van een muzikantenleven. Pas nadat zijn vader zijn gezin verliet voor een minnares, Emilie Trampusch, kreeg de de jonge Strauss de kans om zich, gesteund door zijn moeder, volledig te richten op een carrière als componist.

Muzikale opleiding en eerste moeizame stappen

De jonge Strauss ontving zijn muzikale scholing in contrapunt en harmonie van professor Joachim Hoffmann, de eigenaar van een privé-muziekschool. Componist Joseph Drechsler merkte ook zijn muzikale talent op en gaf hem lessen in harmonie. Anton Kollmann, balletrepetitor bij de Weense Hofopera, werd zijn vioolleraar en was vol lofprijzen over het talent van zijn leerling.

Gewapend met deze referenties benaderde hij de Weense autoriteiten om toestemming te verkrijgen om op te treden. Op zoek naar muzikanten voor zijn eigen concert, trok hij naar de taverne Zur Stadt Belgrad, een ontmoetingsplaats voor musici die werk zochten. 

Bij zijn pogingen om een zaal te vinden waar hij met zijn orkest kon optreden, echter, stuitte hij op tegenwerking van de kant van zijn vader, wiens sterke invloed in het uitgaansleven geïnteresseerden afschrikte op de jonge Strauss een contract aan te bieden. Desondanks slaagde Strauss Jr. erin Dommayer’s Casino in Hietzing, een buitenwijk van Wenen, te overtuigen hem een podium te bieden. De oudere Strauss, verontwaardigd over de ongehoorzaamheid van zijn zoon en meer nog, over die van de eigenaar, weigerde daarna resoluut om ooit nog op te treden in Dommayer’s Casino!

Het debuut van de jonge Strauss vond plaats in oktober 1844 bij Dommayer. Bij deze gelegenheid bracht hij enkele van zijn vroegere composities, waaronder de wals Sinngedichte, opus 1 en de polka Herzenslust, opus 3. Dit debuut werd zowel door critici als de pers zeer goed ontvangen.

Ondanks de uitdagingen in zijn beginjaren als componist verwierf hij snel populariteit nadat hij opdrachten had aanvaard om buiten de gebruikelijke context op te treden. Een cruciaal moment voor de jonge componist was zijn benoeming tot ere-Kapellmeister van het 2e Weense Burgerregiment, een positie die vacant was geworden na de dood van Joseph Lanner twee jaar eerder.

Johann Strauss II
Johann Strauss II

Groeiende populariteit

Tussen maart 1848 en november 1849 braken er verschillende revoluties uit in het Habsburgse rijk. Strauss junior koos daarbij de kant van de revolutionairen, een beslissing die hem door de Oostenrijkse aristocratie niet in dank werd genomen. Tot twee keer toe weigerde men hem de post van Hofballmusikdirektor die hij ambieerde en hij werd zelfs even gearresteerd omdat hij de Marseillaise had uitgevoerd. Zijn vader maakte van de gelegenheid gebruik om voor het andere kamp te kiezen, en schreef toen de Radetzky Mars ter ere van de Habsburgse veldmaarschalk Joseph Radetzky von Radetz. 

Na het overlijden van Johann Strauss I in 1849, voegde de toen 24-jarige Strauss junior beide orkesten samen, en om terug op een goed blaadje te komen met het keizerlijke hof componeerde hij enkele marsen ter ere van keizer Franz Joseph I, die op het einde van de revolutie de Habsburgse troon besteeg.

Met de dood van zijn vader en het einde van de revoluties kon de jonge Johann eindelijk zijn muzikale loopbaan verder opbouwen, tot hij zelfs populairder werd dan zijn vader ooit was geweest. 

In 1853, als gevolg van een veel te druk bestaan, stortte Johann in. Tijdens zijn herstel op het platteland was het Joseph, zijn jongere broer die, op aandringen van de familie, de leiding over het orkest overnam.

Na zijn herstel breidde de roem van Johann en zijn orkest zich verder uit, over de grenzen van het Habsburgse rijk heen. Tussen 1856 en 1865 speelde hij jaarlijks in Sint-Petersburg, nadat hij er in 1856 door de Russische spoorwegen was uitgenodigd. 

In de jaren 1870 zou het orkest ook naar de Verenigde Staten reizen voor optredens. Daarbij bleek vooral An der schönen blauen Donau een favoriet bij het publiek.

Walsen en operettes, de nalatenschap van Johann Strauss II

In 1862 trouwde Strauss met de mezzo-sopraan Henrietta (Chalupetzky) Treffz. Zes weken na haar overlijden in 1878, hertrouwde hij met de actrice Angelika Dittrich, die echter maar weinig belangstelling had voor zijn werk. Hierdoor, en door Dittrich’s ‘indiscretie’ ging het koppel uit elkaar. Omdat de katholieke kerk in Wenen een echtscheiding weigerde toe te staan, bekeerde Johann zich tot het protestantisme en werd hij een burger van Saxen-Coburg-Gotha, om op die manier officieel van zijn vrouw te kunnen scheiden. 

Zijn derde vrouw, Adele Deutsch, met wie hij op 61-jarige leeftijd trouwde in augustus1887, werd een essentiële pijler in het leven van de componist. Adele bleek niet alleen een levenspartner te zijn, maar ook een cruciale bron van steun en motivatie voor de componist.

Ze moedigde hem aan, wat resulteerde in sommige van zijn beroemdste walsen en operettes, zoals Der Zigeunerbaron en Waldmeister. Uit deze periode dateren ook zijn Kaiserwalzer, geschreven als toast bij de gelegenheid van het bezoek van de Oostenrijkse keizer Franz Joseph I aan de Duitse keizer Wilhelm II, en zijn Kaiser Juibäum.

Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw groeide Johann Strauss II uit van een jonge componist die door zijn vader werd tegengewerkt, tot één van de meest geliefde van zijn tijd. Zijn muziek kenmerkt zich vooral door een feestelijkheid die niet alleen paste bij de gelegenheden waarvoor ze werd geschreven, maar die ook tot op de dag van vandaag nog steeds wordt uitgevoerd wanneer er wat gevierd wordt. Hij componeerde ook één opera, Ritter Pázmán en was aan een tweede bezig toen hij op 3 juni 1899 aan de gevolgen van een zware longontsteking overleed in Wenen.

(Bronnen: Johann Strauss jr, Klassieke Muziekcollectie nr. 8, DeAgostini uitgevers 1995 e.v. | Wikipedia | Geneanet.org)