Luigi Nono (1924-1990)

Luigi Nono was een Italiaanse avant-gardistische componist die vooral bekend stond om zijn experimentele en politiek geëngageerde benadering van de klassieke muziek. Hij werd op 29 januari 1924 geboren in Venetië. Zijn vader Mario was de zoon van de kunstschilder Luigi Nono, die voornamelijk schilderijen maakte van het leven onder de arme mensen.

Van Venetië tot Darmstadt

In 1941 startte Luigi Nono zijn muzikale opleiding bij Gian Francesco Malipiero aan het Conservatorium van Venetië, waar hij diep dook in de kennis van de Renaissance-madrigaaltraditie. Na zijn rechtenstudie aan de Universiteit van Padua werd hij aangemoedigd door Bruno Maderna om zich op compositie te concentreren. Via Maderna kwam Nono in contact met Hermann Scherchen, de destijds dirigeerleraar van Maderna. Scherchen bood verdere begeleiding en werd een vroegtijdige mentor en pleitbezorger van Nono’s muzikale groei.

In 1950 presenteerde Hermann Scherchen Luigi Nono’s eerste officieel erkende werk, de Variazioni canoniche sulla serie dell’op. 41 di A. Schönberg, tijdens de Internationale Ferienkurse für Neue Musik in Darmstadt. Deze variaties, gebaseerd op de twaalftoonsreeks van Arnold Schoenbergs opus 41, inclusief het hexachord Ode aan Napoleon, vestigden Nono als een toegewijd componist met een antifascistische politieke overtuiging.

Nono, een voormalig lid van het Italiaanse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, onderscheidde zich door zijn politieke betrokkenheid van enkele van zijn tijdgenoten in Darmstadt. Dit resulteerde in een leidende rol binnen de opkomende Nieuwe Muziek-beweging in de jaren vijftig, waar hij samenwerkte met vooraanstaande figuren zoals Pierre Boulez en Karlheinz Stockhausen. Zijn politiek engagement bracht hem er in 1952 trouwens toe om lid te worden van de Italiaanse communistische partij.

Enkele van Nono’s vroege composities, zoals Tre epitaffi per Federico García Lorca in 1951-53, La Victoire de Guernica in 1954- een aanklacht tegen oorlogswreedheden geïnspireerd door een schilderij van Picasso– en Incontri in 1955, werden voor het eerst uitgevoerd in Darmstadt.

In 1953 ontmoette hij  Nuria Schoenberg, de dochter van Arnold Schoenberg, tijdens de wereldpremière van Moses und Aron in Hamburg. Ze traden in het huwelijk in 1955. 

De wereldpremière van Il canto sospeso, een compositie voor solostemmen, koor en orkest geschreven in n1955/56, bracht Nono internationale erkenning en vestigde hem als een waardige opvolger van Anton Webern.

Luigi Nono
De avant-gardistische componist Luigi Nono in 1979

Aanklacht tegen het fascisme

Critici waren verbaasd over de opmerkelijke synthese die Nono tot stand bracht met zijn Canto Sospeso. Deze compositie verenigde op een schijnbaar onwaarschijnlijke wijze een compromisloze avant-gardistische compositiestijl met een emotionele en morele expressi, waarin het thema en de tekst op een passende en complementaire manier werden behandeld.

Dit werk, door de Zwitserse musicoloog Jürg Stenzl beschouwd als een van de centrale meesterwerken van de jaren vijftig, dient als een gedenkteken voor de slachtoffers van het fascisme. Het bevat afscheidsbrieven geschreven door politieke gevangenen vóór hun executie.

Op muzikaal gebied betreedt Nono onontgonnen terrein, niet alleen door de voortreffelijke balans tussen stemmen en instrumenten, maar ook door het motivische, puntige vocale schrijven. Hierbij worden woorden opgesplitst in lettergrepen die tussen stemmen worden uitgewisseld, wat resulteert in zwevende, gediversifieerde sonoriteiten. Deze aanpak kan worden vergeleken met een fantasierijke uitbreiding van Schoenbergs Klangfarbenmelodie-techniek.

Nono zou zich opnieuw bezighouden met antifascistische thema’s, zoals in Diario polacco in 1958/59, waarbij onder andere een reis langs nazi-concentratiekampen als achtergrond diende. Met zijn Intolleranza, dat op 13 april 1961 in Venetië in première ging, veroorzaakte hij zelfs heel wat opschudding.

Intolleranza 1960 belichaamt de vroege stijl van Luigi Nono en behandelt het lot van een emigrant in diverse scenario’s relevant voor de moderne samenleving. Als ‘toneelactie’ -Nono verbood het gebruik van de term “opera”- gebruikt het diverse bronnen zoals orkest, koor, cassettebandjes en de ‘toverlantaarn’-techniek voor een rijk expressionistisch drama. 

Het libretto van Angelo Ripellino, vol politieke slogans en citaten van Brecht en Sartre, combineert naadloos met Nono’s scherpe muziek, waarbij de première in Venetië tumult veroorzaakte door de aanwezigheid van linkse en rechtse politieke facties. Ondanks pogingen van neo-nazi’s om de uitvoering te verstoren, eindigde de voorstelling triomfantelijk. 

Muzikaal activisme

In de jaren zestig namen Nono’s muzikale activiteiten een steeds explicieter en polemischer karakter aan. Hij waarschuwde tegen een kernramp in Canti di vita e d’amore: sul ponte di Hiroshima in 1962, veroordeelde het kapitalisme in La Fabbrica Illuminata in 1964, sprak zijn afkeuring uit over nazi-oorlogsmisdadigers na de Auschwitz-processen in Frankfurt met Ricorda cosi ti hanno fatto in Auschwitz in 1965, en bekritiseerde het Amerikaanse imperialisme in de oorlog in Vietnam met A floresta é jovem e cheja de vida in 1966. Hiervoor verwerkte hij opnames van politieke speeches en slogans in zijn composities, en maakte hij ook gebruik van elektronische geluiden om op die manier de context van zijn werk duidelijker neer re zetten.

Met  Al gran sole carico d’amore uit 1972/74 schetst hij de geschiedenis van het communisme en de klasse-strijd die aan de basis ligt van het Marxisme. Dit werk wordt door velen beschouwd als zijn tweede hoogtepunt, na Intolleranza

In de jaren ’80 begon Nono te experimenteren met nieuwe geluiden, profiterend van de opkomst van nieuwe technologieën. Hij gebruikte de mogelijkheid om geluid in de ruimte te laten circuleren, waarbij deze dimensie een even belangrijke rol kreeg als de oorspronkelijke emissie. Dergelijke innovaties stonden centraal in een vernieuwde visie op tijd en ruimte. De opmerkelijke meesterwerken uit die periode dienden deels als voorbereiding op wat velen beschouwen als zijn grootste prestatie.

Prometeo, beschouwd als Nono’s ultieme prestatie, belichaamt mogelijk de hoogste verwezenlijking van zijn ‘theater van het bewustzijn’ – een onzichtbaar theater waarin geluidsproductie en -projectie fundamenteel zijn voor de algehele dramaturgie. Bij de première in de San Lorenzo-kerk in Venetië ontwierp architect Renzo Piano een imposante ‘houten boot’-constructie, waarvan de akoestiek voor elke uitvoering enigszins moet worden aangepast. Het libretto omvat diverse teksten die de oorsprong en evolutie van de mensheid onderzoeken. In Nono’s tijdloze en visionaire context nemen muziek en geluid de overhand boven beeld en geschreven woord, waardoor nieuwe dimensies van betekenis ontstaan en “nieuwe mogelijkheden” voor het luisteren worden gecreëerd.

Nono’s laatste composities, waaronder Caminantes… Ayacucho uit 1986/87, geïnspireerd door een regio in het zuiden van Peru die door extreme armoede en sociale onrust geteisterd werd, La lontananza nostalgica utopica futura uit 1988/89, en Hay que caminar soñando uit 1989, reflecteren op de voortdurende queeste van de componist naar politieke vernieuwing en sociale rechtvaardigheid.

De componist overleed in Venetië op 8 mei 1990 en werd begraven op het het eiland San Michele. Zijn weduwe, Nuria, richtte in 1993 de Luigi Nono Archive op om op die manier de nalatenschap van haar man voor de toekomst veilig te stellen.

(Bronnen: Wikipedia, Geni.com)