Astor Piazzolla (1921-1992)

Astor Piazzolla werd op 11 maart 1921 in de Argentijnse kuststad Mar del Plata geboren. Hij was het enige kind van de Italiaanse migranten Vicente “Nonino” Piazzolla en Assunta Manetti. De ouders van Vicente waren eind 19de eeuw al van zuidoost Italië naar Mar del Plata verhuisd, terwijl de ouders van Assunta afkomstig waren van Toscane.

Toen hij 4 was,  verhuisden de Piazzolla’s naar Greenwich Village in New York, een ruwe buurt waar hardwerkende migranten leefden temidden van gewelddadige gangster bendes. Omdat zijn ouders vaak lange dagen werkten, leerde de jonge Astor al heel zijn op zijn eigen benen staan. Thuis luisterde hij naar diverse muziekstijlen, gaande van de tango’s van zijn thuisland, naar de jazz van de Verenigde Staten en de klassieke muziek van onder meer Bach. Een mix van zeer diverse stijlen, die een belangrijke rol zou spelen in de ontwikkeling van Piazzolla’s eigen stijl.

Van kindertijd tot muzikaal genie

Op zijn 8ste kreeg hij van zijn vader een bandoneon, een harmonica-achtig instrument, waar hij later uitbundig gebruik zou van maken in zijn eigen composities.

Zijn eerste eigen werk, een tango, dateert van 1932, toen hij amper 11 was. Het jaar erna begon hij muzieklessen te volgen bij de Hongaarse pianist Béla Wilda, een leerling van Rachmaninoff, onder wiens begeleiding Piazzolla enkele werken van Bach omzette naar zijn geliefde bandoneon. Het jaar daarna kreeg de jonge muzikant de gelegenheid om samen met één van de grote tango-meesters op tournée te gaan, maar zij vader verbood het omdat hij zijn zoon nog veel te jong vond om alleen te reizen. En gelukkig maar, want in 1935 kwamen de tango-meester en zijn band om tijdens een vliegtuigongeval.

Op zijn 15de keerde hij terug naar zijn geboorteplaats aan de Agentijnse kust om op zijn 17de naar Buenos Aires te trekken, waar hij aanvankelijk in een aantal minder gekende orkesten speelde.  Hij zette zijn muziekstudies verder en zijn composities werden al snel opgemerkt door één van de grootste tango-orkesten van zijn tijd. Daar was hij aanvankelijk voorzien om de vaste bandoneon-speler tijdelijk te vervangen, maar de muzikale leider van het orkest besloot om Piazzolla ook verder in dienst te houden. Behalve de bandoneon, speelde de jonge muzikant af en toe ook piano voor het orkest, en schreef hij ook tal van arrangementen die door het orkest konden uitgevoerd worden. 

Een ontmoeting met pianist Arthur Rubinstein leidde ertoe dat Piazzolla verder ging studeren bij de Argentijnse klassieke componist Alberto Ginastera, waar hij zich verdiepte in de werken van Stravinsky, Bartok, Ravel en andere componisten. In 1943 vatte hij zijn studies piano aan bij de bekende Argentijnse pianist Raùl Spivak. Nog in datzelfde jaar componeerde hij zijn eerste eigen klassieke stukken: Preludio No. 1 voor Viool en Piano en Suite for Strijkers en Harpen.

Astor Piazzolla
Astor Piazzolla met zijn geliefde bandoneon

Innovatie van de tango scène

Ook in 1943 trouwde hij met Odette “Dédé” Wolff, een jonge artieste op wie hij enkele jaren eerder hopeloos verliefd was geworden, en zij op hem. Enkele maanden na hun huwelijk volgde de geboorte van hun dochter, Diana Irene en in 1945 werd hun zoon Daniel Hugo geboren. 

Intussen liepen de spanningen op tussen de jonge Piazzolla, die steeds meer de richting van de symfoniemuziek insloeg, en de leider van het tango orkest waar hij voor werkte. In 1944 besloot de componist dan ook dat hij het orkest zou verlaten, en in 1946 richtte hij zijn eigen tango orkest op, het Orquesta Típica. Hoewel dit orkest alle elementen bevatte van een typisch tango orkest, gaf het de componist de vrijheid om zijn eigen stijl verder te ontwikkelen en hiermee een revolutionair innoverende rol te spelen in de tang muziek. Toch werd het Orquesta Tipica al in 1950 ontbonden, maar niet voordat Piazzolla unieke werken schreef zoals Para lucirse, Contrabajeando en Triunfal.

Piazzolla's tango revolutie in Parijs

In 1953 nam Piazzolla, op aandringen van Ginastera, deel aan de Fabian Sevitzky-prijs met zijn Buenos Aires Symphony in 3 Movements. Het werk werd op zeer gemengde gevoelens ontvangen omdat een deel van het publiek het gebruik van twee bandoneon’s in het orkest niet wist the pruimen. Toch leverde zijn deelname hem een beurs op van de Franse regering om in Parijs verder te studeren bij de beroemde muzieklerares Nadia Boulanger, die eerder al de mentor was van Aaron Copland en Leonard Bernstein.

In 1954 verhuisde de componist, samen met zijn vrouw, kinderen en zijn ouders naar Parijs. Tegen die tijd had Piazzolla het wat gehad met de tango muziek en wilde hij zich meer toespitsen op de meer traditionele klassieke muziek. Boulanger moedigde hem echter aan om verder te gaan met de fusie tussen beide genres. De combinatie van tango, jazz en klassieke muziek resulteerde in een nieuwe,  revolutionaire muziekstijl, bekend als nuevo tango, en het is hiermee dat Piazzolla doorbrak in Europa en Noord-Amerika. In Parijs werkte hij ook  samen met andere talentvolle muzikanten en nam hij zijn album Tango: Zero Hour op, dat een grote invloed had op de tangomuziekindustrie. 

Terugkeer naar het geboorteland van de tango

Hoewel Piazzolla’s echtgenote liever in Parijs was gebleven, besloot de componist al in 1955 om er te vertrekken, deels omdat hij wilde dat zijn kinderen in hun geboorteland opgroeiden, maar deels ook omdat hij zijn nuevo tango in Argentinië wilde introduceren. Het betekende het begin van het einde van zijn huwelijke met Dédé Wolff.

Kort na zijn terugkeer richtte hij een nieuw orkest op, het Octeto Buenos Aires, dat met 2 bandoneons en een elektrische gitaar brak met de traditionele samenstelling van een tango orkest. De nuevo tango werd door het Argentijnse publiek aanvankelijk eerder lauw ontvangen, en maakte van Piazzolla een eerder controversiële figuur. Deze controverse bleef echter niet beperkt tot de muziekwereld. De meer progressieve krachten in Argentinië zagen in Piazzolla’s nieuwe muziekstijl ook parallellen met de nieuwe politiek die zij in het land wensten. En deze controverse droeg dan op haar beurt weer bij aan de stijgende bekendheid van de componist.

Al in 1958 ontbond Piazzolla het Octeto Buenos Aires, en trok hij opnieuw naar New York, waar hij aan de kost trachtte te komen als muzikant en door nieuwe arrangementen te schrijven voor bestaande muziek. Hij richtte er een nieuw, meer jazz-gericht ensemble op waar hij enkele opnames mee maakte, maar ook dat was geen lang leven beschoren.

Het volgende jaar was hij in Puerto Rico, waar hij samen met het danspaar Juan Carlos Copes en Maria Nieves optrad. Het was daar dat hij, in oktober, vernam dat zijn vader overleden was. Hij keerde terug naar zijn appartement in New York, waar hij Adios Nonino componeerde voor zijn vader.

Zijn samenwerking met Copes en Nieves zorgde voor een tour doorheen enkele steden in de Verenigde Staten, waarna hij opnieuw terugkeerde naar Buenos Aires. In 1966 was de breuk met zijn echtgenote definitief, maar door de Argentijnse wetgeving zou het nog tot de jaren ’80 duren vooraleer het koppel ook officieel gescheiden was. 

Een samenwerking met de poëet Horacio Ferrer resulteerde in de operette Maria de Buenos Aires, die tot één van de beroemdste werken van de componist uit zou groeien. Het meesterwerk bracht meteen ook wat nieuws in de wereld van de tango, de tango canción, oftewel de zang tango

De samenwerking met Ferrer was één van de meest productieve in het leven van Piazzolla. In 1969 componeerde hij Balada para un loco gebaseerd op een tekst van Ferrer en het leverde de componist meteen tweede keer op dat hij een prijs won. De balade zou ook het eerste echte grote succes van de componist zijn, en het was vanaf dan dat het Argentijnse publiek ook waardering zou krijgen voor zijn ‘oudere’ werk. 

Het succes eiste echter ook zijn tol en in 1973 kreeg Piazzolla een hartaanval. Toch hield dit hem niet tegen om verder te componeren, te reizen en te musiceren. Hij reisden vooral in de jaren ’80, doorheen grote delen van de wereld waar hij optrad en het publiek verwonderde met zijn werken. Hij trok ook de aandacht van de filmwereld en schreef enkele stukken die in films werden gebruikt. Aan zijn drukke bestaan kwam een einde toen hij in 1990 een hersenbloeding kreeg in Parijs. De laatste twee jaar bleef deze baanbrekende componist in coma en hij overleed op 4 juli 1992 in Buenos Aires. Hij werd begraven op het Cementerio Jardín de Paz in Buenos Airos.

Muzikale nalatenschap

Piazzolla is vooral bekend omwille van zijn vernieuwde benadering van de tango. Daarbij wordt Histoire du Tango uit 1986 beschouwd als de bekroning van zijn levenswerk, waarmee hij muziek die in oorsprong vooral in bordelen en later in danszalen werd gespeeld, naar de concertzalen bracht. Daarbuiten schreef hij ook verschillende werken voor zijn geliefde bandoneon, componeerde hij kamermuziek, symfonieën en de operette Maria de Buenos Aires.

Onder zijn bekendste werken vinden we Adios Nonino; Libertango, dat in de jaren ’80 gebruikt werd door Grace Jones in haar Strange, I’ve seen that face before; en het zoet-dromerige Oblivion

Piazzolla trotseerde normen en conventies door jazz en klassieke muziek te integreren in de tango. Zijn revolutionaire rol blijft moderne Argentijnse muziek beïnvloeden en inspireert muzikanten en componisten van vandaag met zijn nalatenschap van toewijding en integratie van muziekstijlen.

(Bronnen: Wikipedia, Geni.com)