Eugène Ysaÿe (1858-1931)

Eugène Ysaÿe zag het levenslicht in Luik op 16 juli 1858. Hij was het derde van vier kinderen van violist Nicolas Joseph Ysaÿe uit Ans en Marie-Thérèse Sottiau. Zijn jongere broer, Théophile, geboren in 1865, werd pianist en, net als Eugène, ook componist, maar bleef altijd wat in de schaduw van zijn beroemdere broer.

Eugène kreeg zijn eerste vioollessen vanaf zijn vijfde van zijn vader. Hoewel hij later bij zeer gerenommeerde meesters studeerde, erkende Eugène Ysaÿe uiteindelijk het onderwijs van zijn vader als de essentiële basis van zijn viooltalent. In 1867 schreef hij zich in aan het Koninklijk Conservatorium van Luik, waar hij bij Désiré Heynberg studeerde en een gedeelde tweede prijs won met Viotti’s 22e vioolconcert. Vervolgens verfijnde hij zijn vaardigheden gedurende twee jaar onder leiding van Henryk Wieniawski in Brussel en Henri Vieuxtemps in Parijs.

Door zijn studie bij deze docenten werd hij een vertegenwoordiger van de Frans-Belgische vioolspelschool, die haar oorsprong vindt in de ontwikkeling van de moderne strijkstok door François Tourte. Deze school kenmerkte zich door de elegantie van het vioolspel. Ze streeft een volle toon na met de sensatie van een “lange”, vlotte strijkstok zonder schokken. Daarbij wordt bij het strijken, de volledige onderarm gebruikt, terwijl zowel de pols als de bovenarm niet bijdragen aan de beweging. Uiteraard besteedt deze school ook bijzondere aandacht aan precisie in de linkerhand om een optimale klank te bereiken. Dit stond in contrast met de Duitse school van Joseph Joachim, die de pols benadrukte, en het Russische concept van Leopold Auer, dat het gebruik van de hele arm promootte.

Violist, leraar en componist

Nadat hij afstudeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Luik werd Ysaÿe soloviolist bij het Benjamin Bilse Bierzaalorkest, dat later evolueerde tot de Berliner Philharmoniker. Dit orkest trok regelmatig belangrijke en invloedrijke musici, waaronder Joseph Joachim, Franz Liszt, Clara Schumann en Anton Rubinstein, die zelfs verzochten om Ysaÿe vrij te stellen van zijn contract, zodat hij met hen op tournee kon gaan!

Op zijn zevenentwintigste brak Ysaÿe door als concertartiest, een mijlpaal bereikt toen hij werd aanbevolen als solist voor een van de Concerts Colonne van het Franse symfonieorkest in Parijs.

Het jaar daarop opende zich een nieuw hoofdstuk in zijn carrière toen hij een hoogleraarschap aanvaardde aan het Brusselse Conservatorium in België. Hier begon hij zijn rol als leraar, een facet van zijn leven dat blijvende betekenis kreeg. Zelfs nadat hij het conservatorium in 1898 verliet, bleef het onderwijzen een van zijn kernactiviteiten tot aan zijn laatste jaren. Tussen zijn getalenteerde leerlingen bevonden zich opmerkelijke namen als George Enescu en Ernest Bloch, die later zelf uitgroeiden tot gevierde componisten.

Eugène Ysaÿe in 1883
De jonge Eugène Ysaÿe met zijn viool in 1883

Op 28 september 1886 stapte Ysaÿe in het huwelijksbootje met de Dendermondse Louise Bourdau. Uit het huwelijk kwamen twee meisjes en drie jongens voort. Dat hij reeds toen al een zeer geliefd viool solist was, blijkt uit het feit dat César Franck speciaal voor zijn huwelijk een vioolsonate componeerde, die Ysaÿe, na een haastige repetitie, tijdens zijn huwelijksfeest al uitvoerde. 

Terwijl hij hoogleraar was aan het Conservatorium, toerde Ysaÿe de wereld rond, van gans Europa tot Rusland en de Verenigde Staten. Ondanks gezondheidsproblemen, vooral met betrekking tot zijn handen, beleefde Ysaÿe tijdens deze optredens het hoogtepunt van zijn carrière. Vooraanstaande componisten zoals Claude Debussy, Camille Saint-Saëns, César Franck en Ernest Chausson vertrouwden hem belangrijke werken toe. Daarbij nam hij zelfs de opmerkelijke uitdaging aan om Saint-Saëns’ Étude en forme de valse, oorspronkelijk geschreven voor solopiano, te arrangeren voor viool en orkest.

Latere jaren van Eugène Ysaÿe

Naarmate Ysaÿes fysieke ongemakken toenamen, richtte hij zich meer op lesgeven, dirigeren en zijn vroege liefde: componeren. Onder zijn meest bekende werken bevinden zich de zes Sonates voor viool solo op. 27, de onbegeleide Sonate voor cello op. 28, een Sonate voor twee violen en acht gedichten voor verschillende instrumenten en orkest. Verder omvat zijn oeuvre stukken voor strijkorkest zonder bassen, zoals Poème de l’Exil, twee pianotrio’s, een strijkkwintet en de opera Piére li houyeû, (Pierre de Mijnwerker) geschreven in het Waals tegen het einde van zijn leven.

Na het overlijden van zijn echtgenote in 1924, hertrouwde Ysaÿe met één van zijn vioolleerlingen, de 44-jaar jongere Jeanette Dincin. Zij was het die de zorgen op zich nam voor haar steeds zieker wordende man.

Eugène Ysaÿe kwam uiteindelijk te overlijden in zijn woning in Vorst op 12 mei 1931, ten gevolge van ernstige complicaties door diabetes die leidden tot de noodzaak van de amputatie van zijn linkervoet. Hij werd begraven op de begraafplaats van Elsene in Brussel.

Nalatenschap

Als uitvoerder was Ysaÿe niet alleen meeslepend maar ook uiterst origineel. Zijn indrukwekkende en flexibele toon werd beïnvloed door een breed scala aan vibrato, variërend van minimaal tot intens. Het meest onderscheidende aspect van Ysaÿe’s interpretaties was wellicht zijn meesterlijke gebruik van rubato -een lichte versnelling van het tempo in de uitvoering, gevolgd door een terugkeer naar het oorspronkelijke tempo enkele maten later.Zijn technische vaardigheden waren zowel briljant als verfijnd, waardoor hij de eerste moderne violist werd wiens techniek vrij was van de tekortkomingen die sommige eerdere kunstenaars vertoonden.

Als eerbetoon aan zijn nalatenschap werd in Brussel een internationaal vioolconcours opgericht, dat in 1951 werd omgedoopt tot de gereputeerde Koningin Elisabethwedstrijd.

(Bronnen: Wikipedia | Geneanet.org)