Camille Saint-Saëns (1835-1921)

Camille Saint-Säens is één van de meest invloedrijke figuren in de Franse klassieke muziek van de 19de en 20ste eeuw. Hij werd op 9 oktober 1835 geboren in Parijs en zou zichzelf de rest van zijn leven in de eerste plaats als een echte Parisien beschouwen. Zijn vader, Jacques Joseph Victor, was van Normandië afkomstig en was ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij overleed aan tuberculose kort nadat Camille geboren werd, waarop zijn echtgenote, Françoise Clémence Collin met hun enige kind naar het platteland vluchtte uit vrees dat ook Camille of zijzelf aan de ziekte zouden bezwijken.

Camille Saint-Saëns, het nieuwe wonderkind

Na een tweetal jaren keerde ze terug naar Parijs en zorgde er samen met haar tante, Charlotte Masson, voor de opvoeding van de jonge Camille. Al op zijn derde was duidelijk dat Camille niet alleen een ‘perfect gehoor’ had, maar ook dat hij hierdoor stukken muziek vlot op de piano kon naspelen. Het was Charlotte die Camille zijn eerste pianolessen gaf en op al op zijn zevende volgde hij meer formeel muzieklessen bij Camille-Marie Stamaty.

Vanaf zijn vijfde liet Clémence hem al sporadisch voor een kleiner publiek zijn kunsten tonen, maar ze was eerder terughoudend om haar zoon als het nieuwe wonderkind bij het grote publiek te promoten. Op die manier zette ze Camille niet alleen minder onder druk dan bijvoorbeeld Mozart of Beethoven hadden ondergaan, het gaf hem ook de gelegenheid om zich ook op andere vlakken te bekwamen. Zo blonk hij op school ook uit in vakken als Frans, Latijn, Grieks en wiskunde en toonde hij ook een sterke belangstelling in de filosofie.

Pas op zijn tiende besloot Clémence dat het tijd was om haar zoon aan het grotere publiek voor te stellen. Tijdens zijn eerste grote optreden speelde Camille vlekkeloos Mozart’s Piano Concert in B en Beethoven’s Piano Concerto nr. 3, wat hem bij het nochtans moeilijke Parijse publiek heel wat bewondering opleverde. 

Naar het conservatorium

Kort na zijn eerste grote optreden introduceerde zijn muziekleraar Stamaty Saint-Saëns bij Pierre Maleden, bij wie hij compositieleer zou volgen, en bij organist Alexandre Pierre François Boëly. Het was van deze laatste dat hij een levenslange bewondering over zou nemen voor Johann Sebastian Bach.

In 1848, op zijn dertiende, werd Camille Saint-Saêns toegelaten aan het prestigieuze conservatorium van Parijs. Het jaar daarop won hij de tweede prijs voor orgel aan het conservatorium, en in 1851 de eerste prijs. Aan het conservatorium legde hij zich ook toe op compositieleer bij Fromental Halévy, die ook Gounod en Bizet tussen zijn leerlingen rekende.

Op zijn vijftiende, in 1850, schreef hij al een eerste symfonie en een stuk voor koor gebaseerd op een gedicht van de beroemde schrijver Victor Hugo. Toch zou hij deze werken geen “opus nummer” geven, en beschouwde hij ze niet als zijn eerste “volwassen” werken.

In 1852 greep hij naast de begeerde Prix de Rome ondanks het feit dat hij ook op het vlak van de compositie meer belofte toonde dan de winnaar. Zijn Ode à Saint-Cécile, een ode aan de patroonheilige van de muziek die hij schreef voor een wedstrijd georganiseerd door de Société Sainte-Cécile, won hem in hetzelfde jaar dan weer moeiteloos de eerste prijs. 

Camille Saint-Saëns in 1880
Camille Saint-Saëns in 1880

Van wonderkind naar geliefd componist

Na het Conservatorium kon Camille Saint-Saëns vrijwil onmiddellijk aan de slag als organist in de Parijse parochie Saint-Merri. Hoewel dit een grote parochie was, waar zijn diensten sterk gezocht werden, was dit alles behalve een eenvoudige opdracht. Het orgel van de kerk waar hij moest op spelen was tijdens de Franse Revolutie zwaar beschadigd geraakt, en daarna slecht gerestaureerd. Hierdoor volstond het wel als instrument tijdens de misvieringen, maar was het niet geschikt voor uitgebreidere concerten. Dit gaf hem echter voldoende vrije tijd om zich aan de piano en de compositie te wijden. Het duurde dan ook niet lang vooraleer hij zijn Symfonie in Eb (1853) en andere werken componeerde en daarmee stilaan bekendheid begon te krijgen.

In 1858 verhuisde Camille Saint-Saëns naar de meer prestigieuze wijk van La Madeleine, en werd hij aangesteld als organist in de beroemde gelijknamige kerk, de officiële kerk van L’Empire onder Napoleon III. Daar trok hij de aandacht van niemand minder dan Franz Liszt, die Saint-Saëns nadat hij hem in La Madeleine had horen spelen, prompt uitriep tot de grootste organist ter wereld.  Ook als componist wist hij de aandacht te trekken, niet alleen van Liszt, maar ook van andere toenmalige beroemdheden zoals Berlioz en Rossini.

Dit maakte dat Saint-Saëns in de loop van de jaren 1860  zijn doorbraak kende als componist. In 1861 aanvaardde hij ook een aanstelling als leerkracht piano aan de Ecole de Musique Classique et Réligieuse de Paris. Daar veroorzaakte hij wat een schandaal door ook eigentijdse muziek van ondermeer Schumann en Wagner op het programma te zetten. Hij componeerde er voor zijn leerlingen een muzikale scherts die, hoewel hij uit vrees om niet ernstig genomen te worden publieke uitvoeringen weerde, uitgroeide tot het werk waar hij het meest zou mee worden geassocieerd: Le Carnival des Animaux

De woelige jaren 1870

De jaren 1870 kondigden zich turbulenter aan.  De Frans-Pruisische oorlog, betekende het einde van het bewind van Napoleon III en L’Empire. In Parijs brak in maart 1871 een opstand uit, tijdens dewelke de abt van La Madeleine werd omgebracht. Saint-Saëns kon nog maar net ontsnappen en vluchtte tijdelijk naar Londen. In mei van datzelfde jaar, wanneer de opstand voorbij was, kon hij al terugkeren naar zijn geliefde Parijs. Een bijkomend gevolg van de Frans-Pruisische oorlog was dat de anti-Duitse in Parijs zeer sterk waren toegenomen, waardoor Saint-Saëns, samen met enkele andere Franse componisten, de Société de Musique Nationale oprichtten, een genootschap dat vooral op Franse muziek de nadruk wilde leggen. 

In 1875 trouwde de 40-jarige Saint-Saëns  tegen de zin van zijn moeder, met wie hij nog samenwoonde, met de toen 19-jarige Marie-Laure Truffot, de zus van één van zijn leerlingen. Hij verhuisde met zijn kersverse bruid naar het Quartier Latin, maar het koppel was geen geluk gegund. Ze kregen twee zonen, waarvan de oudste in 1878 stierf na een val uit het raam, en de jongste een half jaar later overleed aan een longontsteking. Het koppel zelf overleefde deze twee overlijdens evenmin, en drie jaar later gingen Saint-Saëns en Truffot uit elkaar.

Internationale doorbraak

In het begin van de jaren 1870 componeerde Saint-Saëns, in navolging van Franz Liszt, zijn eerste symfonisch gedicht. Niet lang daarna ging zijn eerste opera,  La princesse jaune, in première. Na amper vijf uitvoeringen, echter, werd het werk weer afgevoerd en het zou nog tot 1877 duren vooraleer zijn volgende opera, Le timbre d’argent, aan het publiek werd voorgesteld. Met maar liefst achttien uitvoeringen, was dit Saint-Saëns’ eerste grote succes in het opera-genre.

Zijn grootste opera succes, echter, was Samson et Dalila, die op 2 december 1877, dankzij Liszt, in Weimar in première ging. Deze opera betekende meteen ook de grote internationale doorbraak van de componist.

In 1883 volgde Henry VIII, een opera gebaseerd op het leven van de Engelse koning en zijn zes huwelijken en hoewel deze opera in het Frans was, werd hij in 1898 in Engeland vrij goed ontvangen. Niet verbazingwekkend, want sinds midden jaren 1880 was Saint-Saëns ook in Engeland een zeer geliefd componist. Hij was er zelfs zodanig geliefd dat de Philharmonic Society hem vroeg om een stuk voor hen te componeren: zijn Symfonie nr. 3.

Gekoppeld aan de internationale doorbraak van Saint-Saëns ging ook zijn reislust. Hij trok, na het overlijden van zijn moeder in 1888, naar Algiers waar hij ongeveer een half jaar verbleef, maar reisde ook naar andere landen, en maakte daardoor kennis met de muziek van verschillende culturen. De invloed van zijn reizen is onder meer te merken in zijn 5de Piano Concerto, bijgenaamd het Egyptische

In 1900, na een lange afwezigheid, keerde hij toch terug naar Parijs en hoewel hij tot aan het einde van zijn leven nog vaak op reis zou gaan, was dat terug meer in functie van concerten. Hoewel hij ook Berlijn bezocht, zou de afkeer van Duitsers die hij aan de Frans-Pruisische oorlog had overgehouden, tijdens de Eerste Wereldoorlog culmineren in een weigering om muziek van Duitse componisten in Parijs uit te laten voeren.

Zijn laatste concert gaf Saint-Saëns in november 1921, op 86-jarige leeftijd. Een maand later trok hij naar Algiers om er te overwinteren, maar een hartaanval werd hem er fataal. Hij overleed op 16 december 1921. Zijn lichaam werd terug naar Parijs gebracht, en werd er begraven op de begraafplaats van Montparnasse.

Invloeden en nalatenschap

Camille Saint-Saëns wordt doorgaans beschouwd als een eerder behoudzuchtige componist. Toch schrok hij er niet van terug om werken van ‘moderne’ componisten zoals Schumann en Wagner aan zijn leerlingen door te geven. Ondanks zijn bewondering voor de werken van Wagner -de man zelf beschouwde hij eerder als bizar- weigerde hij deel te nemen aan wat hij zelf de “Wagneriaanse religie” noemde. Hij won verschillende wedstrijden, maar ving ook regelmatig bot, al was het maar dat juryleden ook andere componisten een degelijke kans wilden geven. 

Tussen zijn leerlingen vinden we Gabriel Fauré, met wie hij een bijzondere relatie had. Na zijn breuk met zijn echtgenote, was Saint-Saëns een zodanig vaste gast aan huis bij zijn voormalige leerling, dat hij haast een deel van het gezin werd.

Zijn afkeer voor Duitsland gaf, alvast tijdelijk, een impuls aan de Franse klassieke muziek en als dusdanig kan Camille Saint-Saëns beschouwd worden als één van de voornaamste figuren uit de Franse muziek van de 19de en vroege 20ste eeuws. 

(Bronnen: De Klassieke Muziek-Collectie nr. 20, DeAgostini Uitgevers 1994/5 | Wikipedia)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).