Hector Berlioz (1803-1869)

Toen hij op 11 december 1803 in het Franse stadje La Côte-Saint-André werd geboren, was er niets dat aanwees dat Hector Berlioz tot één van de grootse Franse componisten van de eerste helft van de 19de eeuw zou behoren. Hector was de oudste van in totaal zes kinderen van Louis Berlioz, een arts en naar verluid de eerste in West-Europa om met acupunctuur te werken; en Marie-Antoinette Josephine Marmion.

De jonge Hector werd vanaf zijn 10de thuis geschoold, en daarbij speelde muziek een eerder onbelangrijke rol. Zijn vader leerde hem wel de flageolet bespelen, en later zou hij bij enkele lokale muziekleraren ook de fluit en gitaar leren spelen, maar daar bleef het in eerste instantie bij. In tegenstelling tot heel wat van de andere componisten, leerde hij nooit piano spelen, iets wat hij later als een voordeel zag omdat het hem -zo zei hij zelf- “bevrijdde van de tirannie van het toetsenbord”.

Geneeskunde ... en muziek!

Toch toonde de jonge Berlioz een sterke belangstelling voor de muziek, en bestudeerde hij Rameau‘s Traîté de l’harmonie, en, wanneer deze toch wat te complex bleek te zijn, enkele beter verteerbare werken omtrent de muziektheorie. Gewapend met deze kennis waagde hij zich aan de compositie, maar gooide zijn werken uiteindelijk weg.

In 1821 stuurde Louis zijn zoon naar Parijs om er geneeskunde te studeren, wellicht hopend dat Hector later in zijn voetsporen zou treden. Berlioz maakte echter van de gelegenheid gebruik om er naar de opera te gaan. Hij maakte er kennis met de muziek van Gluck, en zocht in de bibliotheek van het Conservatorium diens partituren op om ze te bestuderen. Tegen het einde van het volgende jaar benaderde hij Jean-François Le Sueur, een professor aan het Conservatorium, en begin hij privélessen bij hem te volgen. In 1823 schreef hij voor een aantal artikels over muziek, waarin hij zich verzette tegen de opkomst van de Italiaanse opera in Parijs. Tegen dan had hij ook verschillende eigen stukken geschreven, waarvan de meeste verloren zijn gegaan.

Het was gedurende deze jaren dat Berlioz er steeds meer van overtuigd geraakte dat hij componist wou worden. Wanneer hij in 1824 afstudeerde in de geneeskunde, besloot hij dan ook om niet verder te gaan op dit pad. Dit was geheel tegen de zin van zijn ouders, die hem voorstelden om rechten te studeren. Wanneer hij ook dat weigerde, verlaagden ze hun financiële steun, en soms stuurden ze hem zelfs helemaal geen geld, waardoor de jonge Berlioz vaak in armoedige omstandigheden leefde.

Toch liet dit hem niet afwijken van het pas dat hij beslist had te volgen. In 1824 schreef hij zijn Messe solonelle, een sacraal werk dat hij na twee uitvoeringen terugtrok en dat pas in 1991 werd herontdekt. Het volgende jaar begon hij aan zijn eerste opera, Les Francs-juges, maar hij werkte dit stuk niet af en hergebruikte sommige passages in latere composities.

Hector Berlioz
Hector Berlioz in 1832

Gevaarlijke tendenzen

In 1826 schreef de dan al bijna 23-jarige Berlioz zich in aan het befaamde Conservatorium, waar hij zijn studies compositie bij Le Sueur formeel verder kon zetten, terwijl hij ook lessen contrapunt en fuga volgde bij Anton Reicha. De eerste publieke uitvoering van zijn enkele van zijn werken, waaronder de ouverture van Les Francs-juges vond plaats in 1828, maar trok heel weinig volk. Hoewel Berlioz aan dit concert toestak, leverde het hem toch de erkenning op van verschillende musici en van de directeuren van de prestigieuze Opéra en Opéra comique

Na verschillende gefaalde pogingen, waarbij de jury leden zijn inzendingen afkeurden omwille van ‘gevaarlijke tendenzen’, won Berlioz in 1830 eindelijk de fel begeerde Prix de Rome. Datzelfde jaar bracht hij zijn Symphonie fantastique uit, een werk dat voort sprong uit zijn obsessie voor de Ierse actrice Harriet Smithson, op wie hij enkele jaren eerder verliefd was geworden maar die -aanvankelijk- zijn vele avances afwees. De Symphonie fantastique, intussen één van de bekendste stukken van de componist, kreeg bij de première een matig applaus, en werd op zeer gemengde gevoelens ontvangen. Waar sommigen van het concert hadden genoten, waren anderen geshockeerd en verafschuwd.

Tussen diegenen die het genie van dit werk erkenden, bevonden zich Robert Schumann, die weliswaar zijn bedenkingen had met de ‘wilde en bizarre harmonieën’, maar er toch een zeer groots werk in zag, en Franz Liszt, die later een bewerking voor piano maakte van de symfonie.

Kort na de première vertrok Berlioz, als winnaar van de Prix de Rome naar Rome, maar niet vooraleer hij zich verloofd had met de 19-jarige pianiste Marie Camille Moke. Amper drie weken na zijn aankomst in Rome, echter, verbrak Moke, onder druk van haar moeder die een ‘betere’ partij voor haar had gevonden, de verloving. Door liefdesverdriet gekweld, trok Berlioz, gewapend met vergif en een pistool, en verkleed als een dienstmeid, terug richting Parijs om zijn verloofde en haar moeder te vermoorden en dan zelfmoord te plegen. Gelukkig kwam hij in Nice tot inkeer en na enkele dagen in de stad te hebben rondgehangen, kreeg hij toch de toelating om naar Rome terug te keren. 

De eeuwige stad wist Berlioz, die haar als ‘smakeloos’ omschreef, niet te bekoren. Nog voordat de tijd die hij er in het kader van de Prix de Rome diende door te brengen voorbij was, vroeg en kreeg hij de toelating om Rome te verlaten. Toch was zijn verblijf er niet geheel zonder resultaat. Hij ontmoette er Felix Mendelssohn, die de stad bezocht, en nam elementen uit de Italiaanse stijlen over in zijn muziek, zoals onder meer merkbaar in zijn Roméo et Juliette.

De moeizame weg naar erkenning

Op 9 december 1832 gaf Berlioz een succesvol concert in het Conservatorium, met werken als de ouverture van Les Francs-juges, de herziene Symphonie fantastique en Le Retour à la vie. Via een tussenpersoon nodigde de componist Harriet Smithson, wiens carrière en financiën intussen in het slop waren geraakt, uit en deze keer kwam het eindelijk tot een ontmoeting tussen de twee. Smithson was naar verluid sterk onder de indruk van het aantal beroemdheden in het publiek, zowel uit de muziekwereld als uit de literaire en misschien speelde dit een rol in haar belangstelling in Berlioz. Hoe dan ook, tegen de zin van beide families, trouwden Berlioz en Smithson met elkaar op 3 oktober 1833. In augustus 1834 werd hun enige kind geboren, Louis Joseph Thomas.

Op vraag van Niccolo Paganini, die sterk onder de indruk was van de Symfonie fantastique, componeerde Berlioz zijn volgende grote werk, Harold en Italie. Helaas vond Paganini dat de alt-viool die hij zou bespelen onvoldoende aan bod kwam in het stuk, en werd het bij de première op 23 november 1834 door een andere violist uitgevoerd. Pas wanneer Paganini het stuk in 1838 voor de eerste keer hoorde, was hij zodanig overweldigd dat hij Berlioz het podium op trok, voor hem knielde en zijn hand kuste. Enkele dagen later stuurde hij de componist nog een bedankbrief én een bankwissel ter waarde van de zeer aanzienlijke som van 20.000 francs, wat Berlioz toeliet om zijn schulden en die van zijn echtgenote te betalen.

In 1837 kreeg Berlioz de opdracht van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken om een Requiem te componeren ter nagedachtenis van de doden die vielen tijdens de revolutie van 1830. De componist, die al langer een werk voor groot orkest wou schrijven, zette zich aan het werk en het stuk, de Grande Messe des Morts, ging, nadat ze eerst was uitgesteld, op 5 december 1837 met succes in première. Het stuk, dat hij zelf tot zijn favoriete compositie zou uitroepen, leverde Berlioz alvast enige erkenning op en op 10 mei 1839 werd hij ridder in het Légion d’Honneur.

In 1840, vroeg het ministerie hem opnieuw om een groots werk te componeren, deze keer voor de 10de verjaardag van de revolutie van 1830 die koning Louis Philippe aan de macht had gebracht. Gebruik makend van verschillende composities die hij nooit had afgewerkt, leverde Berlioz na 40 uren werk de Grande symphonie funèbre et triomphale op, die op 28 juli 1840 in première ging.  

Successen en mislukkingen

In de jaren 1840 bracht Berlioz veel tijd buiten Frankrijk door, omdat hij moeilijk geld verdiende met concerten in Parijs. Hij begon met twee concerten in Brussel in september 1842 en maakte daarna een uitgebreide tournee door Duitsland in 1842 en 1843, waar hij in twaalf steden optrad. Het Duitse publiek waardeerde zijn werk meer dan het Franse en hij ontmoette bekende componisten zoals Mendelssohn, Schumann, Wagner en Meyerbeer tijdens deze tour. 

Intussen liep zijn huwelijk met Harriet Smithson, die hij als twintiger zo had begeerd, op de klippen. In de loop van 1844 verliet Berlioz zijn vrouw om met zijn minnares, Marie Recio samen te wonen. Toch bleef hij voor Harriet, wiens gezondheid zienderogen achteruit was gegaan, zorgen tot aan haar overlijden in 1854, waarna hij met zijn minnares trouwde.

Ook op het vlak van de muziek ging het Berlioz niet altijd even goed voor de wind. Zijn volgende grote werk, La Damnation de Faust, gebaseerd op het beroemde werk van Goethe, was, ondanks de lovende kritieken, een flop die amper belangstelling bij het publiek wist op te wekken en bracht Berlioz opnieuw in de schulden. Om die schulden af te betalen, trok Berlioz opnieuw op tournée in het buitenland, onder meer naar Londen in de vroege jaren 1850, waar de meeste van zijn werken met meer enthousiasme onthaald werden dan in Parijs. 

Met L’enfance du Christ, dat eind 1854 in Paris in première ging, scoorde Berlioz, tot zijn eigen verbazing, dan weer heel wat succes. Volgens critici kwam dat omdat de stijl zachter was dan wat men gewoon was van Berlioz, iets wat de componist zelf ontkende.

Zijn volgende en ook laatste grote project, de opera Les Troyens, werd door de Opéra van Parijs als te groots en te lang beschouwd. Zelfs nadat het in twee delen was verdeeld – het eerste over de val van Troje en het tweede over het lot van de Trojanen in Carthago – werd het tweede deel bij elke uitvoering steeds meer ingekort. Diep ontgoocheld zou Berlioz na deze mislukking geen nieuwe muziek meer schrijven.

Na het onverwachte  overlijden van zijn tweede echtgenote, in 1862, had Berlioz een relatie met een weduwe,  Amélie, die meer dan half zo jong was als de componist. Een half jaar nadat de kortstondige relatie afbrak, vernam de componist dat ook zij overleden was, wanneer hij toevallig aan haar graf passeerde. Bijna 50 jaar nadat hij als 12-jarige knaap op haar verliefd was geworden, nam hij contact op met de 6 jaar oudere Estelle Duboeuf, met wie hij tot het einde van zijn leven in contact bleef. 

Gedurende zijn laatste jaren was Berlioz’ gezond erop achteruit gegaan. Toen hij in 1867 het nieuws vernam dat zijn zoon in Havana aan de gele koorts was gestorven, stortte hij zich op een nieuwe concert tournée in Rusland, die hem, ondanks het succes, nog meer verzwakte. Een reis naar Nice om te bekomen, werd echter bijna catastrofaal toen hij, wellicht als gevolg van een beroerte, tussen de rotsen viel. Hij keerde terug naar Parijs, waar hij zeven maanden moest herstellen. Met het idee dat hij hierna beter was, trok hij in 1868 naar Grenoble om een muziekwedstrijd te jureren, maar hij kwam volledig verzwakt terug naar Parijs, waar hij, iets meer dan een half jaar later, op 8 maart 1869 in zijn woning overleed. Hij ligt, samen met zijn twee echtgenotes, begraven op het kerkhof van Montmartre

De muzikale eenzaat

Doorheen zijn ganse loopbaan was Berlioz eerder een eenzaat en een zonderling, die sterk vasthield aan zijn eigen stijl en zijn eigen manier van componeren. Zowel voor- als tegenstanders zijn het erover eens dat hij weinig tot geen rekening hield met de gangbare muzikale structuren van zijn tijd. Dit kwam misschien, deels, doordat hij al vooraan in de 20 was toen hij zijn eerste formele lessen in de compositieleer kreeg, maar anderzijds ook door zijn eigen, onstuimige aard die hem deed gaan in richtingen die andere componisten voor (en na) hem niet gevolgd hadden. Eén ding is echter zeker: zowel bij voor- als bij tegenstanders weet Berlioz nog steeds diepe emoties op te roepen. En dat was uiteindelijk toch de bedoeling van de componist.

(Bronnen: Berlioz, De Klassieke Muziek Collectie nr. 19, De Agostini 1995 | Wikipedia | Geni.com)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).