Gabriel Fauré (1845-1924)

Gabriel Fauré zag het levenslicht op 12 mei 1845 in Pamiers, Ariège, Zuid-Frankrijk. Als vijfde zoon van Toussaint-Honoré Fauré en Marie-Antoinette-Hélène de Lalène-Laprade, kwam hij uit een eens welvarende familie die in de 13e eeuw al in dat gebied gevestigd was. Tegen het begin van de 19de eeuw, echter, was de welstand van de familie aanzienlijk geslonken. Gabriel’s grootvader aan vaders zijde, Gabriel, was een slager; zijn vader was onderwijzer.

Fauré’s moeder was de dochter van een lid van de lagere adel, maar ook langs haar kant was de familie niet meer zo welvarend als vroeger.

Van de zes kinderen van het gezin vertoonde alleen Gabriel muzikaal talent, terwijl zijn broers diverse carrières nastreefden en zijn zus een traditioneel leven leidde als de echtgenote van een ambtenaar.

Jeugdjaren en muzikaal onderricht

De jonge Fauré werd tot hij vier jaar oud was bij een pleegmoeder gestuurd. Toen zijn vader in 1849 werd benoemd tot directeur van de École Normale d’Instituteurs, een lerarenopleiding in Montgauzy, nabij Foix, keerde Fauré terug om bij zijn gezin te wonen.

Een oude blinde vrouw, die kwam luisteren en de jongen advies gaf, vertelde zijn vader over zijn muzikale aanleg. In 1853 hoorde Simon-Lucien Dufaur de Saubiac, van de Nationale Vergadering, Fauré spelen en adviseerde Toussaint-Honoré om hem naar de École de Musique Classique et Religieuse te sturen, beter bekend als de École Niedermeyer de Paris, die Louis Niedermeyer aan het opzetten was in Parijs. Na een jaar nadenken stemde de vader van Fauré ermee in en nam de toen negenjarige jongen in oktober 1854 mee naar Parijs.

Met steun van een studiebeurs van de bisschop van zijn thuisbisdom, doorliep Fauré een elfjarige opleiding. Hoewel het regime sober was en de kamers somber, bood de school uitstekend muzikaal onderwijs. Onder leiding van Niedermeyer, die zich toelegde op het opleiden van gekwalificeerde organisten en koordirigenten, lag de nadruk op kerkmuziek. Fauré’s leraren omvatten Clément Loret voor orgel, Louis Dietsch voor harmonie, Xavier Wackenthaler voor contrapunt en fuga, en Niedermeyer zelf voor piano, gregoriaanse zang en compositie.

Na het overlijden van Niedermeyer in maart 1861 nam Camille Saint-Saëns de leiding over van de pianostudies. Hij introduceerde toenmalige eigentijdse muziek, waaronder werken van Schumann, Liszt en Wagner. Op latere leeftijd herinnerde Fauré zich: “Ik was toen 15 of 16, en vanaf die tijd dateert de bijna kinderlijke gehechtheid, de immense bewondering, de onophoudelijke dankbaarheid die ik voor hem heb gehad, mijn hele leven.” 

Saint-Saëns genoot van de vooruitgang van zijn leerling en ondersteunde hem op elke mogelijke manier. De relatie groeide uit tot een vriendschap tussen hen en bleef bestaan tot Saint-Saëns zestig jaar later overleed.

Gabriel Fauré
Gabriel Fauré in 1887

Op school behaalde Fauré talloze prijzen, waaronder een eerste prijs voor compositie met zijn Cantique de Jean Racine, op. 11, het eerste van zijn koorwerken dat een plekje veroverde in het reguliere repertoire. In juli 1865 studeerde hij af als laureaat in orgel, piano, harmonie en compositie, met een diploma als Maître de Chapelle.

Organist, componist en oorlogsheld

Na zijn tijd aan de École Niedermeyer werd Fauré in 1866 aangesteld als organist van de kerk van Saint-Sauveur in Rennes, Bretagne. Gedurende zijn vier jaar in Rennes vulde hij zijn inkomsten aan door privéleerlingen te onderwijzen en talloze pianolessen te geven. Hoewel Saint-Saëns hem aanmoedigde om te blijven componeren, zijn er geen bewaarde werken uit deze periode. Fauré had een moeilijke relatie met de pastoor en in 1870 werd hem, nadat hij in avondkledij verscheen om tijdens de zondagsmis te spelen, gevraagd ontslag te nemen.

Met de hulp van Saint-Saëns werd Fauré bijna onmiddellijk benoemd tot assistent-organist van de kerk Notre-Dame de Clignancourt. Zijn verblijf daar was echter van korte duur. Bij het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog in 1870 meldde hij zich vrijwillig voor militaire dienst en was hij betrokken bij gevechten bij Le Bourget, Champigny en Créteil, om de Pruissische belegering van Parijs te doorbreken. Voor zijn moed ontving hij een Croix de Guerre.

Na de nederlaag van Frankrijk tegen Pruisen ontstond er van maart tot mei 1871 tijdens de Commune een kort, bloedig conflict in Parijs. Fauré ontvluchtte de stad reisde naar Zwitserland, waar hij een leerpositie aan de tijdelijk verplaatste École Niedermeyer op zich nam. Zijn eerste leerling daar was André Messager, die een levenslange vriend en af en toe een medewerker werd.

Hoewel Fauré’s composities uit deze periode niet openlijk de onrust en bloedvergieten weerspiegelden, kregen ze een nieuwe somberheid en een donker gevoel van tragedie, vooral merkbaar in zijn liederen uit die tijd, waaronder L’Absent en La Chanson du pêcheur.

De Société Nationale de Musique en La Madeleine

Reeds in oktober 1871 keerde Fauré terug naar Parijs en werd hij aangesteld als koordirigent bij de Église Saint-Sulpice, onder leiding van componist en organist Charles-Marie Widor. Als deel van zijn taken componeerde hij diverse liederen en motetten, waarvan slechts enkele zijn bewaard gebleven. Tijdens diensten improviseerden Widor en Fauré gelijktijdig op de twee orgels van de kerk, waarbij ze elkaar probeerden te verrassen met plotselinge toonsoortwisselingen. Fauré bezocht regelmatig muzieksalons, waaronder die Pauline Viardot, een mezzo-sporaan met wiens dochter hij in 1877 enkele maanden verloofd was.

In februari 1871 was Fauré een van de oprichters van de Société Nationale de Musique, die onder leiding stond van Romain Bussine en Saint-Saëns. Het doel van de vereniging was de promotie van nieuwe Franse muziek. Andere leden, waaronder Georges Bizet, César Franck en Jules Massenet, sloten zich aan. Fauré nam in 1874 de rol van secretaris van de vereniging op zich, en veel van zijn composities werden voor het eerst uitgevoerd tijdens concerten van de Société Nationale de Musique.

In 1874 maakte Fauré de overstap van Saint-Sulpice naar de Église de la Madeleine, als vervanger van de hoofdorganist, Saint-Saëns, die door zijn tournées regelmatig afwezig was. Hoewel hij gedurende 40 jaar professioneel orgelspeler was en bekend stond om zijn briljante improvisaties op het instrument, heeft hij geen solocomposities voor orgel nagelaten. Hij gaf immers de voorkeur aan de piano en bespeelde het orgel enkel voor het vaste inkomen dat het hem opleverde, mogelijk omdat het instrument niet subtiel genoeg was voor zijn verfijnde nuance en sensualiteit.

1877 werd, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak, een cruciaal jaar voor Fauré. Zijn eerste vioolsonate werd in januari met groot succes uitgevoerd, wat op 31-jarige leeftijd een keerpunt betekende in zijn componistenloopbaan. In maart volgde hij Théodore Dubois op als organist in de Madeleine. In juli, na amper 4 maanden, verbrak Marianne, de dochter van Pauline Viardot, haar verloving met hem. Om Fauré af te leiden, nam Saint-Saëns hem mee naar Weimar, waar hij Franz Liszt ontmoette. Dit bezoek zorgde voor een blijvende liefde voor buitenlandse reizen. Vanaf 1878 reisde hij regelmatig naar het buitenland om Wagner-opera’s te zien, waaronder de volledige Ring-cyclus in München en Londen. Ondanks zijn bewondering voor Wagner werd Fauré een van de weinige componisten van zijn generatie die niet onder diens muzikale invloed kwam.

Gabriel Fauré in 1875
Gabriel Fauré ten tijde van de Saint-Suplice in 1875

De vernieuwende componist

In 1883 trouwde Fauré met Marie Josephine Fremiet, de dochter van beeldhouwer Emmanuel Fremiet. Het huwelijk was eerder een verstandshuwelijk, waarbij Marie eerder een vriendin en vertrouwelinge van de componist was dan een echtgenote. Marie was immers eerder een vrij koude, afstandelijke vrouw die liever thuis bleef terwijl haar man net het tegengestelde was. Fauré wilde reizen, wilde uitgaan en was een hartstochtelijke man die al snel de verveling van het huwelijk doorbrak  met de ene affaire na de andere. Desondanks bracht het huwelijk toch twee kinderen voort: Emmanuel en Philippe.

Om zijn gezin te onderhouden, besteedde Fauré het merendeel van zijn tijd aan het verzorgen van dagelijkse diensten in de Madeleine en het geven van piano- en harmonielessen. Zijn composities brachten hem slechts een minimaal bedrag op, omdat zijn uitgever ze direct opkocht en hem gemiddeld 60 frank betaalde voor een lied, zonder enige vorm van royalty’s.

Naast pianostukken en liederen, componeerde hij in deze periode ook verschillende grootschalige werken die hij vaak vernietigde na slechts enkele uitvoeringen. Een opvallend werk uit die tijd is zijn Requiem, gestart in 1887 en in de loop der jaren herzien en uitgebreid tot de definitieve versie in 1901. Na de eerste uitvoering in 1888 in de Madeleine, wees de verantwoordelijke priester het meesterwerk van de hand, omdat er te veel nieuwigheden in zaten. Fauré had namelijk de gebruikelijke structuur die men bij een Requiem verwachtte, aangepast en bijvoorbeeld het Dies Irae vervangen door een Pie Jesu en het In Paradisum, veranderingen die niet in goede aarde vielen bij de priester.

Het was trouwens een kritiek die Fauré tijdens zijn leven nogal te horen kreeg. Zo ook in 1892, wanneer de hoogleraar compositie aan het Conservatorium van Parijs overleed, en Saint-Saëns Fauré aanmoedigde om voor de post te solliciteren. Het Conservatorium beschouwde Fauré als te modern, en het hoofd, Ambroise Thomas, blokkeerde zijn benoeming! Fauré kreeg echter een andere functie, namelijk die van inspecteur van de muziekconservatoria in de Franse provincies. Ondanks zijn afkeer voor de reizen doorheen het land, bood ze hem een vast inkomen en nam hij ze aan. 

Enkele jaren later, echter, keerde het tij voor Fauré. Het hoofd van het Conservatorium stierf in 1896. Jules Massenet, die in 1892 de post van hoogleraar compositie had gekregen, nam bij de aanstelling van het nieuwe hoofd ontslag, waardoor de post opnieuw vacant kwam en uiteindelijk aan Fauré werd toegewezen. Tussen zijn leerlingen zaten enkele studenten, zoals Maurice Ravel en Nadia Boulanger, die de volgende generatie van grote Franse componisten zouden worden.

Fauré componeerde in de laatste jaren van de eeuw onder andere toneelmuziek voor de Engelse première van Maurice Maeterlincks Pelléas et Mélisande in 1898 en Prométhée, een lyrische tragedie geschreven voor het amfitheater van Béziers. Dit werk, bedoeld voor openluchtvoorstellingen, maakt gebruik van uitgebreide instrumentale en vocale bezettingen. De première in augustus 1900 was een groot succes, en in de jaren daarna werd de opera opnieuw opgevoerd in Béziers en in 1907 in Parijs. In mei 1917 werd in de Opéra van Parijs een versie met een aangepaste orkestratie voor normaal operapersoneel uitgevoerd, gevolgd door verdere optredens in Parijs.

Van 1903 tot 1921 schreef Fauré regelmatig muziekkritieken voor Le Figaro, hoewel hij zich niet helemaal op zijn gemak voelde in deze rol. Fauré was van nature een vriendelijke en ruimdenkende man, die vooral de positieve aspecten van de werken waarover hij schreef, wilde benadrukken, en als criticus vond hij het vaak moeilijk om dezelfde hardheid aan bod te brengen waarmee zijn composities vroeger van de hand werden gewezen.

Directeur van het Conservatorium

In 1905 ontstond er in de Franse muziekwereld ophef over de Prix de Rome, de belangrijkste muziekprijs van het land. Fauré’s leerling Ravel werd bij zijn zesde poging voor de prijs voortijdig uitgeschakeld, en velen vermoedden dat conservatieve elementen binnen het Conservatorium daarbij betrokken waren. Hierdoor trad het hoofd van het Conservatorium onmiddellijk af. Als zijn opvolger, met steun van de Franse regering, bracht Fauré ingrijpende veranderingen aan in het bestuur en het curriculum. Hij benoemde externe rechters om te beslissen over toelating, examens en vergelijkende onderzoeken, wat tot ontevredenheid leidde bij faculteitsleden die hun privéleerlingen een voorkeursbehandeling hadden gegeven. Velen van hen namen ontslag omdat ze zich beroofd voelden van extra inkomsten. Het curriculum werd uitgebreid en omvatte een scala aan stijlen, van renaissancepolyfonie tot de werken van Debussy.

Zijn verantwoordelijkheden als nieuw hoofd van een Conservatorium in crisis, echter, lieten hem maar weinig tijd om zich zelf aan de compositie te wijden. Hij componeerde nog wel de opera Pénélope in 1913, en wat liederen en pianostukken.

Laatste jaren en nalatenschap

Op 75-jarige leeftijd, in 1920, nam Fauré ontslag uit het conservatorium vanwege zijn toenemende doofheid en slechter wordende gezondheid. Datzelfde jaar ontving hij het Grootkruis van het Légion d’honneur, een zeldzame eer voor een musicus. Ondanks zijn afnemende gezondheid, bleef hij nog wel beschikbaar voor de componisten van de volgende generatie.

Zelf componeerde hij echter, steeds minder. Het laatste jaar wijdde hij zich aan zijn laatste stuk, zijn Strijkkwartet in e mineur. Hij voltooide het in september 1924, maar sloeg een aanbod van collega’s af om het bij hem thuis uit te komen voeren, omdat zijn vergevorderde doofheid hem niet meer toe zou laten het werk degelijk te kunnen horen.

Hij overleed op 4 november 1924, amper twee maanden na de voltooiing van zijn laatste stuk, in zijn woning in Parijs. Hij kreeg een staatsbegrafenis in La Madeleine, en werd begraven op de begraafplaats Passy in Parijs. 

Fauré stond bekend als een vriendelijke man met een open geest die, net zoals Saint-Saëns hem altijd had gesteund, zijn steun gaf aan verschillende jonge componisten. Hij was vooruitstrevend, wat bij andere componisten van zijn generatie en ervoor niet altijd even zeer werd gewaardeerd, maar inspireerde de generaties die na hem kwamen. 

Na zijn overlijden liet het Conservatorium zijn radicale benadering varen en verzette het zich tegen nieuwe muzikale trends. Fauré’s eigen harmonische praktijk werd beschouwd als de uiterste grens van moderniteit, die studenten niet mochten overschrijden.

(Bron: Wikipedia)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).