Claude Debussy (1862-1918)

Claude Debussy wordt beschouwd als één van de belangrijkste Franse componisten van de late 19de en vroege 20ste eeuw en, hoewel hij het er zelf niet mee eens was, als één van de grondleggers van het impressionisme als klassieke muziekstijl.

Debussy werd op 22 augustus 1862 geboren in Saint-Germain-en-Laye, een voorstad ten westen van Parijs. Hij was het eerste van vijf kinderen van Manuel-Achille Debussy, die een porseleinwinkeltje had, en Victorine Manoury, een naaister. Wanneer Manuel-Achille in 1864 zijn winkel moest sluiten, verhuisde het gezin naar Parijs, waar hij in een drukkerij aan de slag ging. 

Een onwaarschijnlijke componist

Opgegroeid in een arbeidersgezin met beperkte toegang tot het culturele leven van Parijs, leek het onwaarschijnlijk dat de jonge Claude een muzikale opleiding zou krijgen. Tijdens het beleg van Parijs door de Pruissische troepen in 1870 vluchtte zijn moeder, Victorine, met haar zoon en dochter naar Cannes, waar familie woonde. Hier kreeg Debussy zijn eerste pianolessen van een tante die snel overtuigd raakte van zijn muzikale talent en zijn muzieklessen bij de Italiaanse muzikant Jean Cerutti financieerde.

Een jaar later keerde Victorine met haar kinderen terug naar Parijs. Manuel-Achille, die aan een opstand had deelgenomen, belandde een jaar in de gevangenis. Daar ontmoette hij echter de muzikant Charles de Sivry, wiens moeder, Antoinette Mauté de Fleurville, pianolerares was. Bij haar kon de jonge Claude zijn muzieklessen voortzetten.

Claude Debussy aan het Conservatorium van Parijs

Debussy’s talenten kwamen al vroeg aan het licht, en op tienjarige leeftijd, in 1872, werd hij toegelaten tot het Conservatorium van Parijs, waar hij de daaropvolgende elf jaar studeerde. In eerste instantie meldde hij zich aan bij de pianoklas van Antoine François Marmontel en volgde lessen in notenleer bij Albert Lavignac. Later verdiepte hij zich in compositie onder Ernest Guiraud, harmonie bij Émile Durand, en orgel bij César Franck

Hoewel sommige van zijn leraren aanvankelijk onder de indruk waren van zijn muzikale aanleg, stoorden anderen zich snel aan Debussy’s onzorgvuldigheid en aan zijn nonchalante gedrag. Hij stond er om bekend lessen af en toe over te slagen, en het is zelfs niet zeker of hij de vakken muziekgeschiedenis en theoretische studies ooit wel gevolgd heeft. Soms legde hij zich sterk toe op zijn studies, andere keren dan weer niet, en tegen 1879 mocht hij zijn pianolessen zelfs niet meer verder zetten.

Marmontel, zag nog steeds het potentieel van zijn leerling, en zorgde ervoor dat Claude tijdens de zomer van 1879 aan de slag kon als pianist in het Château de Chenonceau.

Claude Debussy in 1908
Portret van Claude Debussy in 1908

Het is uit deze periode dat zijn allereerste composities dateren, namelijk twee arrangementen van gedichten van Alfred de Musset: Ballade à la lune en Madrid, prinses des Espagnes. Het volgende jaar verwierf hij een positie als pianist in het huishouden van Nadezjda von Meck, de beschermvrouw van Tsjaikovski. Deze laatste was echter niet meteen enthousiast over het stuk dat Debussy componeerde en aan von Meck opdroeg, en vond het weliswaar een “leuk ding” maar het was “te kort” en er werd “niets uitgewerkt”.

Tussen 1880 en 1882 reisde hij met haar gezin tijdens de zomers en verbleef op verschillende locaties in Frankrijk, Zwitserland en Italië, evenals in haar huis in Moskou. Gedurende deze periode componeerde hij zijn Pianotrio in G majeur voor het ensemble van von Meck en maakte hij een pianoduet transcriptie van drie dansen uit Tsjaikovski’s Zwanenmeer.

De moeilijke weg naar een eigen stijl

Tijdens zijn conservatoriumstudie in eind 1880 werd Claude Debussy aangesteld als begeleider van zangles voor Marie Moreau-Sainti, een rol die hij vier jaar lang vervulde. Onder zijn klasgenoten bevond zich Marie Vasnier. Ondanks haar huwelijk met de oudere ambtenaar Henri Vasnier, ontstond er een zevenjarige relatie tussen Debussy en Marie Vasnier, een relatie waarin de jonge componist heel wat inspiratie vond. Hij droeg maar liefst 27 van zijn werken aan haar op.

Aan het Conservatorium stuitte Debussy op afkeuring, vooral zijn compositieleraar Guiraud, die vond dat hij te veel afweek van de heersende compositieregels.

Desondanks won hij in 1884 de prestigieuze Prix de Rome met zijn cantate L’enfant prodigue. Deze prijs omvatte een residentie in de Villa Medici, de Franse Academie in Rome, waar Debussy verbleef van januari 1885 tot maart 1887 om zijn studies verder zetten. Het waren niet zijn gelukkigste jaren. Debussy voelde zich depressief en klaagde over de slechte accommodatie, het ongemanierde gedrag van de mensen die hij tegenkwam en het eten dat hem niet beviel en hij vond Rome een stad ‘vol marmer, verveling en vlooien’. 

Daarenboven worstelde hij met een atmosfeer die hij te verstikkend vond. De enige lichtpunten die hij vond waren zijn ontdekking van de muziek van Palestrina en Lassus en een ontmoeting met Franz Liszt, die hij inspirerend vond. Steeds meer werd het Debussy duidelijk dat hij, ondanks het keurslijf waar men hem in wilde dwingen, te zeer gesteld was op zijn vrijheid en zijn eigen ideeën en dat hij zijn eigen weg moest gaan.

Uiteindelijk bood Debussy vier composities aan bij de Academie: de symfonische ode Zuleima, het orkeststuk Printemps, de cantate La Damoiselle élue, waarin zijn latere stilistische kenmerken voor het eerst opduiken, en de Fantaisie voor piano en orkest, sterk beïnvloed door Franck en later door Debussy zelf ingetrokken. Het leverde hem kritiek op van de Académie, die de werken als “bizar, onbegrijpelijk en onuitvoerbaar” afdeed. Tijdens zijn tijd in Rome componeerde Debussy, los van de Academie, het grootste deel van zijn Verlaine-cyclus, Ariettes oubliées, die aanvankelijk weinig impact had maar later, wanneer hij uiteindelijk bekend was, in 1903 met succes werd heruitgegeven.

Bij zijn terugkeer in 1887 in Parijs maakte Debussy kennis met de muziek van Wagner, die hem wel beviel maar waarvan hij, in tegenstelling tot heel wat van zijn collega’s, tegelijkertijd vond dat ze geen toekomst had. Dat weerhield hem er echter niet van om de paar volgende jaren  de opera festivals van Wagner in Bayreuth bij te wonen.

Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs maakte Debussy kennis met muziek die uit andere werelddelen afkomstig was. Onder meer de Javaanse gamelaanmuziek, die de nadruk legt op percussie instrumenten, sprak hem daarbij zodanig aan dat hij de ritmes, de melodieën en de textuur gebruikte in de Pagodes van zijn piano suite Estampes.

Moeizame erkenning en doorbraak

In 1890 vond hij Erik Satie een verwante ziel. Beide mannen balanceerden vaak op de rand van de armoede, frequenteerden dezelfde café’s en vooral, beiden wilden de heersende muzikale conventies en tradities achter zich laten. Allebei zouden ze de klassieke muziek in Frankrijk herdefiniëren.

Debussy zette zijn compositiewerk voort met liederen, pianostukken en andere creaties. Hoewel enkele van deze werken publiekelijk werden uitgevoerd, had zijn muziek slechts een bescheiden impact. Desondanks erkenden zijn collega-componisten zijn potentieel en kozen ze hem in 1893 voor het bestuur van de Société Nationale de Musique.

In mei 1893 woonde Debussy een theatervoorstelling bij die voor hem van groot belang zou worden: de première van het toneelstuk Pelléas et Mélisande van de Belgische toneelschrijver Maurice Maeterlinck. In november van dat jaar trok hij naar Gent om van de auteur het akkoord te krijgen om het toneelstuk tot een opera te bewerken.

Enkele maanden later, in januari 1894, was de eerste akte van de opera klaar. De rest van het jaar en in 1895 werkte hij verder aan een eerste versie van de rest van zijn opera, en vanaf 1896 ging hij op zoek naar een plaats waar dit werk uitgevoerd kon worden. De première zou echter nog tot 30 april 1902 op zich laten wachten!

Ondertussen was het Debussy ook wat beter voor de wind beginnen gaan. Met zijn symfonisch gedicht Prélude à l’après-midi d’un faune in 1894, behaalde hij wat succes. Tegelijkertijd gaf hij muzieklessen en schreef hij -vaak zeer snedige- kritieken voor La Revue Blanche over collega componisten, de opera van Parijs, dirigenten en zelfs het publiek dat naar de concerten ging. 

Rond 1900 diende Debussy’s muziek als centrale focus en inspiratiebron voor een informele groep vernieuwende jonge kunstenaars, dichters, critici en musici die in Parijs bijeenkwamen. Ze noemden zichzelf als Les Apaches, als een weerspiegeling van hun status als ‘artistieke buitenbeentjes’. De groep bestond op verschillende momenten uit figuren zoals Maurice Ravel, Igor Stravinsky en Manuel de Falla. In hetzelfde jaar vonden de eerste uitvoeringen plaats van twee van Debussy’s drie orkestrale Nocturnes. Hoewel ook deze niet meteen indruk maakten op het publiek, werden ze wel goed ontvangen door andere componisten, zoals Paul Dukas.

De rebel wordt een geëerd artiest

Ook het privé-leven van Claude Debussy ging niet zonder problemen. Nadat Marie Vasnier omstreeks 1890 een einde maakte aan hun affaire, begon de componist een relatie met Gaby Dupont, met wie hij ging samenwonen. Hij veroorzaakte een schandaal, waarbij hij vervreemde van enkele van zijn  vrienden en medestanders, wanneer hij, terwijl hij nog met Dupont samenwoonde, zich verloofde met de zangeres Thérèse Roger. Hij verliet Dupont uiteindelijk voor haar vriendin, Lilly Texier met wie hij in 1899 trouwde. Het huwelijk duurde amper 5 jaar en in 1904 begon hij een nieuwe relatie met Emma Moyse, de echtgenote van een vooraanstaand bankier. Na haar echtscheiding zouden Debussy en Moyse in 1908 uiteindelijk met elkaar trouwen, en hoewel ook deze relatie vaak problemen had, bleef het koppel samen tot Debussy’s overlijden. 

Het lijkt wel alsof het fin de siècle en het nakende begin van de 20ste eeuw een keerpunt waren in het leven van Debussy, zowel privé als professioneel. In 1903 werd hij Chevallier in het Légion d’Honneur, en zijn werken -ook de oudere die vroeger weinig belangstellingen kregen- werden meer en meer uitgevoerd tijdens concerten, zowel in Frankrijk als daarbuiten. Toch bleef hij ook op weerstand stuiten, onder meer van Camille Saint-Saëns, één van de componisten die Debussy eerder in La Revue Blanche onderuit had gehaald. 

In het begin van de jaren 1910 werd bij Debussy darmkanker vastgesteld. In 1915 was hij één van de eerste patiënten die de toen nog experimentele colostomie ondergingen. De operatie betekende wat uitstel in zijn ziekte, maar zijn gezondheid bleef stilaan verder achteruit gaan. Hij overleed uiteindelijk aan kanker in zijn woning in Parijs, op 25 maart 1918. Hij werd tijdelijk begraven op de Père Lachaise begraafplaats, maar zijn lichaam werd na het einde van de Eerste Wereldoorlog overgebracht naar het kleinere Cimetière Passy, nabij Trocadéro, waar Debussy, conform zijn wensen, “te rust werd gelegd tussen de bomen en de vogels”.

Het muzikale nalatenschap van Claude Debussy

Debussy stuitte het grootste deel van zijn loopbaan op onbegrip en zelfs tegenwerking. Gedreven door zijn vrijheidsdrang, zette hij echter door en wist hij, vanaf zijn dertigste maar vooral na zijn succes met de opera Pelléas et Mélisande uiteindelijk door te breken. Wellicht was zijn doorbraak niet alleen aan deze opera, of aan een intussen beroemd stuk zoals Clair de Lune te danken, maar ook aan het feit dat hij in zijn streven naar het doorbreken van de muzikale tradities en conventies, sinds de laatste jaren van de 19de eeuw niet meer alleen stond. Meer nog, hij werd een bron van inspiratie voor andere componisten, zowel (jongere) tijdgenoten, als de generaties na hem.

Waar conservatoria en muziekleraren voor het einde van de 19de eeuw vooral aanzetten tot het behoud van de bestaande stijlen, is het aan componisten zoals Debussy en Satie te danken dat vanaf de 20ste eeuw meer aandacht wordt besteed aan originaliteit en het verder laten evolueren van het avontuur ‘muziek’.

(Bronnen: Claude Debussy, Klassieke Muziekcollectie nr. 11, DeAgostini Uitgevers 1995 | Wikipedia |  Geneanet.org)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).