Piotr Ilitsj Tsjaikovski (1840-1893)

Piotr Ilitsj Tsjaikovski was een componist uit de tweede helft van de 19de eeuw, en de eerst Russische componist die ook over de grenzen van zijn land bekend werd. Hij werd op 7 mei 1840 geborenin Votkinsk, een kleine stad aan de Kama rivier, in de buurt van het Oeral gebergte. Hij was het tweede van zes kinderen in het gezin van Ilya Petrovitsj Tsjaikovski en Alexandra Andreievna Assier, en had nog minstens één half-zus, uit een vorig huwelijk van zijn vader.

Langs vader’s kant had de familie Tsjaikovski een lange geschiedenis van militaire dienst. Ilya Petrovitsj was luitenant-kolonel in het leger en ingenieur in het Ministerie van Mijnbouw. Tsjaikovski’s grootvader, Pjotr Fedorovitsj, diende als arts-assistent in het leger en later als stadsgouverneur van Glazov in Vyatka. Zijn overgrootvader was een Kozak genaamd Fjodor Tsjaika, die zich onderscheidde onder Peter de Grote tijdens de Slag bij Poltava in 1709. 

Tussen muziek en de ambtenarij

In 1844 werd de 22-jarige Franse Fanny Dürbach als gouvernante aangenomen door de familie Tsjaikovski. Aanvankelijk vond men de vierjarige Tsjaikovski te jong om samen met zijn oudere broer Nikolai te studeren, maar zijn vastberadenheid en schranderheid overtuigden Dürbach van het tegendeel. Op zesjarige leeftijd sprak Tsjaikovski al vloeiend Frans en Duits. Hij ontwikkelde ook een sterke band met Dürbach, waardoor de gouvernante later een onschatbare bron van informatie zou worden over Tsjaikovski’s jeugdjaren en zijn eerste muzikale exploten.

Zoals gebruikelijk was in de rijkere burgerlijke kringen van het 19de-eeuwse Rusland, kreeg ook de jonge Tsjaikovski al snel muzieklessen. Op zijn vijfde leerde hij piano spelen en amper enkele jaren later kon hij partituren beter lezen dan zijn leerkracht. Hoewel zijn ouders zijn muzikale talent aanvankelijk stimuleerden, stuurden ze hem in 1850 toch naar een school in Sint-Petersburg om zich voor te bereiden op een loopbaan in de ambtenarij. Ze hoopten dat dit hem een beter toekomst perspectief zou bieden dan een carrière in de muziek, waardoor hij enkel als slecht betaalde muziekleraar aan de slag zou kunnen gaan. 

Omdat hij als tienjarige nog te jong was moest hij in Sint-Petersburg op internaat. Volgens sommige biografen zou deze bruuske scheiding van de geborgenheid van zijn familie de jonge Tsjaikovski zodanig getraumatiseerd hebben, dat het hem de rest van zijn leven bleef achtervolgen. Het overlijden van zijn moeder vier jaar later droeg bij aan zijn emotionele last. In de hoop dat hard werken en studeren zijn zoon door de rouwperiode zou helpen, stuurde vader Ilya de jonge Tsjaikovski prompt terug naar Sint-Petersburg. Ironisch genoeg leidde deze poging tot herstel tot een diepere verstrengeling in zijn verdriet. Hij trok zich nog meer terug in zijn isolement, maar slaagde er desondanks in enkele waardevolle vriendschappen te smeden.

Piotr Ilitsj Tsjaikovski
Portret van Tsjaikovski uit 1893

Van de ambtenarij naar het Conservatorium van Moskou

Tot het einde van de jaren ’50 van de 19de eeuw was de belangstelling voor klassieke muziek in de Russische hogere kringen voornamelijk gericht op muziek die uit West-Europa kwam en was de loopbaan van musici veelal beperkt tot die van muziekleraar. Hierin kwam verandering wanneer Groot-Hertogin Helena Pavlovna, een tante van de tsaar, samen met de componist Anton Rubinstein, het Russische Muziek Gezelschap oprichtte, precies met de bedoeling om eigen muzikaal talent te stimuleren. Dit was precies wat Tsjaikovski, die net was afgestudeerd en in de ambtenarij was beginnen werken, nodig had!

Twee jaar na de oprichting van het gezelschap, vatte hij zijn studies muziektheorie aan. Het volgende jaar, in 1862, werd het Conservatorium van Sint-Petersburg opgericht en het is daar dat de componist in spé zijn muzikale talenten en interesses volledig kon ontplooien. Hij leerde er niet alleen meer over de West-Europese klassieke muziek, maar ook over de Russische muziek en kwam tot het inzicht dat muziek niet per definitie het ene of het andere hoeft te zijn. Door de twee tradities met elkaar te verzoenen, definieerde Tsjaikovski niet alleen zijn eigen stijl, hij inspireerde ook tal van andere Russische componisten van zijn eigen en de volgende generaties.

Kort nadat hij in 1865 was afgestudeerd, componeerde Tsjaikovski zijn eerste symfonie, een werk waarin we zijn typische stijl en gevoel voor dramatiek al kunnen herkennen. Deze symfonie viel echter in slechte aarde bij Anton Rubinstein, die zich niet kon vinden in de progressieve stijl van de jonge componist. Zelfs nadat Tsjaikovski ze op zijn aanwijzingen had aangepast, weigerde Rubinstein het stuk nog uit te voeren. Anton’s broer Nikolai, daarentegen, leek meer onder de indruk van Tsjaikovski’s stijl, en bood hem de positie aan van professor aan het ook pas opgerichte Conservatorium van Moskou. Hoewel deze functie niet meteen goed betaald was, gaf ze Tsjaikovski een zeer welkome ruggesteun.

Gedurende de komende jaren balanceerde Tsjaikovski zijn rol als professor met het componeren van nieuwe muziek en ontwikkelde hij zich tevens tot muziekcriticus. Daarbij prees prees hij Beethoven uitbundig, maar vond hij Brahms aanzienlijk overschat. Ook voor Schumann was hij, ondanks zijn bewondering, niet meteen mals, terwijl hij wél de enscenering maar niet de muziek van Wagner‘s Ring des Nibelungen wist te waarderen. 

In zijn kritieken klaagde hij ook de slechte staat van de Russische opera aan, wat van hem één van de voorvechters maakte van een eigen, nationale opera. Tegelijkertijd lieten zijn bezigheden als muziekcriticus hem toe om de muziek van andere componisten te bestuderen, wat een invloed had op de ontwikkeling van zijn eigen stijl.

Groeiende faam en persoonlijke troebelen

Door zijn positie aan het Conservatorium van Moskou, maar ook door zijn muziek kritieken groeide Tsjaikovski’s faam gestaag. In de fusie tussen Europese en Russische muziek, koos hij eerder voor de de ‘gulden middenweg’, waar sommige van zijn collega’s, waaronder Borodin en Rimsky-Korsakov, zich beduidend meer door nationalistische motieven lieten leiden. Toch wist hij zowel zijn nationalistische collega’s als het Russische publiek sterk te bekoren met zijn Ouverture Romeo en Juliette en zijn tweede symfonie, de zogenaamde Kleine Russische.

Waar de componist steeds meer erkenning kreeg voor zijn werk, ging het in zijn privé-leven minder goed. In 1868 ontmoette hij de Belgische sopraan Désirée Artôt en tegen het einde van het jaar was er sprake van een mogelijk huwelijk tussen beiden. Toch kwam het niet zo ver, mogelijk deels door inmenging van Artôt’s moeder, deels ook door al dan niet terechte geruchten over Tsjaikovski’s seksuele geaardheid. In het voorjaar van 1869 al, hadden beiden hun twijfels over hun relatie en hoewel Tsjaikovski haar zou omschrijven als de enige vrouw waar hij ooit van gehouden heeft, brak de relatie snel weer af. Later datzelfde jaar trouwde Artôt met de Spaanse bariton Mariano Padilla y Ramos.

Uiteindelijk zou Tsjaikovski in 1877 in het huwelijk treden met zijn voormalige leerlinge, Antonina Miliukova. Het paar trouwde op 18 juli 1877, maar al snel bleek dat er diepe problemen waren. Tsjaikovski, een briljante componist met een gevoelige ziel, voelde zich niet emotioneel verbonden met Antonina. Het paar leefde al na enkele maanden gescheiden en Tsjaikovski probeerde de emotionele druk te verlichten door veel te reizen, terwijl Antonina haar toevlucht zocht bij allerlei minnaars. Het huwelijk eindigde uiteindelijk in een officiële scheiding. Het was een moeilijke periode in het leven van Tsjaikovski, maar het beïnvloedde ook zijn muzikale werk, waarin emoties en persoonlijke worstelingen vaak een prominente rol spelen.

Doorheen dit alles genoot de componist de steun van zijn familie en die van Nadezhda von Meck, een rijke weduwe met wie hij eerder in 1877 een zeer actieve correspondentie was begonnen. De relatie tussen Tsjaikovski en von Meck was een bijzondere: ze spraken van in het begin af dat ze elkaar nooit zouden ontmoeten, en zouden allebei eens zijn weggelopen van een evenement wanneer ze vernamen dat de andere ook aanwezig was. Behalve heel wat morele steun, kreeg Tsjaikovski tot 1890 ook jaarlijks een rijkelijke toelage van von Meck, hetgeen hem in staat stelde om zich op de muziek te storten. Zijn vierde symfonie wijdde hij dan ook aan haar. Helaas kwam er in 1890 aan de correspondentie en aan de financiële steun een einde, wanneer von Meck aan tuberculose begon te lijden en haar familie haar onder druk zette om met de componist te breken. 

Van vele markten thuis

Ondanks, of misschien net door zijn getroebleerd persoonlijk leven, was Tsjaikovski niet alleen een zeer productief componist, hij was ook van alle markten thuis. Terwijl hij -eigenlijk- wegvluchtte van zijn falende huwelijk componeerde hij verschillende stukken, waaronder de opera Eugene Onegin, waarvoor hij ook het libretto schreef. Deze opera was een Russische opera, gebaseerd op een roman van Alexander Pusjkin, waarbij de dramatiek van het verhaal sterk gedragen wordt door de meesterlijke muziek. Hij ging in 1879 in Moskou in première en werd voor die gelegenheid gedirigeerd door Nikolai Rubinstein. 

Uit diezelfde periode stammen ook de Variaties op een Rococo Thema, waarin Tsjaikovski zich door de stijl van Mozart liet inspireren; het Vioolconcert; en zijn ballet Het Zwanenmeer. Hoewel dit ballet aanvankelijk maar lauw door het publiek werd ontvangen, is het tegenwoordig uitgegroeid tot een van zijn meest geliefde en vaakst uitgevoerde werken.

Zijn daaropvolgende ballet, De Schone Slaapster, beleefde zijn première op 15 januari 1890 in Sint-Petersburg en was meteen een succes. Aan de andere kant viel De Notenkraker, dat voor het eerst werd opgevoerd in 1892, niet in goede aarde, maar dit was vooral te wijten aan een matige choreografie.

Controverse rond het overlijden van Tsjaikovski

Tsjaikovski’s faam bleef, zowel in binnen- als in buitenland verder stijgen en in 1892 werd hij als tweede Rud toegelaten tot de Franse Académie des Beaux-Arts. Toch worstelde de componist steeds meer met emotionele problemen. Zijn Zesde Symfonie, bijgenaamd de Pathétique omwille van haar zware emotionele geladenheid, wordt dan ook gezien als een uiting van Tsjaikovski’s woelige gevoelens.

Piotr Ilitisj Tsjaikovski
Piotr Ilitisj Tsjaikovski tijdens zijn laatste levensjaar.

Deze symfonie ging op 28 oktober 1893 in Sint-Petersburg in première en het was de componist zelf die haar dirigeerde. Iets meer dan een week later, op 6 november, overleed hij (officieel) aan cholera, die hij zou opgelopen hebben doordat hij daags eerder besmet water in een restaurant zou gedronken hebben. 

Zelfs kort na zijn dood werd Tsjaikovski’s officiële doodsoorzaak al in twijfel getrokken en werd er gesuggereerd dat hij zelfmoord zou gepleegd hebben, hetzij door vergif te nemen, hetzij door doelbewust met cholera besmet water te drinken.

Deze speculatie vond ook haar weg naar verschillende biografieën over de componist, waarbij soms zelfs wordt gesuggereerd dat hij door een ‘geheim erecomité’ tot zelfmoord werd gedwongen omwille van zijn homoseksuele aard.

Om de vrijwillige zelfmoord theorie te ondersteunen verwijst men al wel eens naar de eerder teruggetrokken aard van de componist. Zijn moeder zou volgens sommige berichten een eerder afstandelijke en koude moeder geweest zijn, en dat zou de componist van in zijn prille jeugd met een zwaar trauma opgezadeld hebben. De scheiding van zijn familie wanneer hij als tienjarige op internaat werd gestuurd, en het feit dat hij daar weinig vrienden maakte, wordt ook gezien als bevestiging van zijn weemoedige natuur. Er wordt ook verondersteld dat Tsjaikovski, in een orthodox land, worstelde met zijn seksuele geaardheid. 

Op basis van zijn correspondentie en sommige composities blijkt dat Tsjaikovski vaak weinig zelfvertrouwen had en dat hij met emotionele problemen kampte. Hij was zelf zijn eigen grootste criticus en voelde vaak de behoefte om zich terug te trekken. Maar hij was ook door een liefdevolle familie omringd en al vroeg in zijn leven wist hij enkele levenslange vriendschappen aan te gaan waar hij heel veel steun van kreeg. Nergens uit zijn correspondentie blijkt dat zijn emotionele troebelen hem naar zelfmoord zouden kunnen leiden. Meer nog, in de brieven die hij schreef na de première van zijn laatste symfonie, drukt hij wel zijn verbazing uit over de eerder middelmatige respons van het publiek, maar hij bleef van het stuk houden. Het lijkt zelfs of het schrijven van zijn Zesde Symfonie Tsjaikovski geholpen heeft om minstens een deel van zijn emotionele problemen te verwerken. 

Hoewel het overlijden van deze briljante componist wellicht altijd in een waas van mysterie gehuld zal blijven, is het eerder onwaarschijnlijk dat hij de hand aan zichzelf geslagen heeft.

Muzikaal nalatenschap

Tsjaikovski wordt terecht beschouwd als een pionier in de muziek. Vooral dankzij de steun van von Meck, werd hij de eerste Russische componist die zich voltijds aan de creatie van nieuwe muziek kon wijden. Dit gaf hem zowel de tijd als de vrijheid om bestaande Europese stijlen te onderzoeken en te integreren met de Russische muziek, die haar oorspong voornamelijk vond in de orthodoxe tradities en in de volksmuziek. 

Hoewel hij volgens sommige van zijn tijdgenoten daardoor te Westers was, wist hij toch een eigen Russische stijl van klassieke muziek te ontwikkelen die de volgende generaties zou beïnvloeden en daardoor ook zijn landgenoten een plaats te geven in de klassieke muziek.

(Bronnen: Tsjaikovski, De Klassieke Muziek Collectie nrs. 1, 26 en 40, De Agostini 1995 e.v. | Wikipedia | Geneanet.org)