Piotr Ilitsj Tsjaikovski (1840-1893)

Piotr Ilitsj Tsjaikovski was een componist uit de tweede helft van de 19de eeuw, en de eerst Russische componist die ook over de grenzen van zijn land bekend werd. Hij werd op 7 mei 1840 geborenin Votkinsk, een kleine stad aan de Kama rivier, in de buurt van het Oeral gebergte. Hij was het tweede van zes kinderen in het gezin van Ilya Petrovitsj Tsjaikovski en Alexandra Andreievna Assier, en had nog minstens één half-zus, uit een vorig huwelijk van zijn vader.

Langs vader’s kant had de familie Tsjaikovski een lange geschiedenis van militaire dienst. Ilya Petrovitsj was luitenant-kolonel in het leger en ingenieur in het Ministerie van Mijnbouw. Tsjaikovski’s grootvader, Pjotr Fedorovitsj, diende als arts-assistent in het leger en later als stadsgouverneur van Glazov in Vyatka. Zijn overgrootvader was een Kozak genaamd Fjodor Tsjaika, die zich onderscheidde onder Peter de Grote tijdens de Slag bij Poltava in 1709. 

Tussen muziek en de ambtenarij

In 1844 werd de 22-jarige Franse Fanny Dürbach als gouvernante aangenomen door de familie Tsjaikovski. Aanvankelijk vond men de vierjarige Tsjaikovski te jong om samen met zijn oudere broer Nikolai te studeren, maar zijn vastberadenheid en schranderheid overtuigden Dürbach van het tegendeel. Op zesjarige leeftijd sprak Tsjaikovski al vloeiend Frans en Duits. Hij ontwikkelde ook een sterke band met Dürbach, waardoor de gouvernante later een onschatbare bron van informatie zou worden over Tsjaikovski’s jeugdjaren en zijn eerste muzikale exploten.

Zoals gebruikelijk was in de rijkere burgerlijke kringen van het 19de-eeuwse Rusland, kreeg ook de jonge Tsjaikovski al snel muzieklessen. Op zijn vijfde leerde hij piano spelen en amper enkele jaren later kon hij partituren beter lezen dan zijn leerkracht. Hoewel zijn ouders zijn muzikale talent aanvankelijk stimuleerden, stuurden ze hem in 1850 toch naar een school in Sint-Petersburg om zich voor te bereiden op een loopbaan in de ambtenarij. Ze hoopten dat dit hem een beter toekomst perspectief zou bieden dan een carrière in de muziek, waardoor hij enkel als slecht betaalde muziekleraar aan de slag zou kunnen gaan. 

Omdat hij als tienjarige nog te jong was moest hij in Sint-Petersburg op internaat. Volgens sommige biografen zou deze bruuske scheiding van de geborgenheid van zijn familie de jonge Tsjaikovski zodanig getraumatiseerd hebben, dat het hem de rest van zijn leven bleef achtervolgen. Het overlijden van zijn moeder vier jaar later droeg bij aan zijn emotionele last. In de hoop dat hard werken en studeren zijn zoon door de rouwperiode zou helpen, stuurde vader Ilya de jonge Tsjaikovski prompt terug naar Sint-Petersburg. Ironisch genoeg leidde deze poging tot herstel tot een diepere verstrengeling in zijn verdriet. Hij trok zich nog meer terug in zijn isolement, maar slaagde er desondanks in enkele waardevolle vriendschappen te smeden.

Piotr Ilitsj Tsjaikovski
Portret van Tsjaikovski uit 1893

Van de ambtenarij naar het Conservatorium van Moskou

Tot het einde van de jaren ’50 van de 19de eeuw was de belangstelling voor klassieke muziek in de Russische hogere kringen voornamelijk gericht op muziek die uit West-Europa kwam en was de loopbaan van musici veelal beperkt tot die van muziekleraar. Hierin kwam verandering wanneer Groot-Hertogin Helena Pavlovna, een tante van de tsaar, samen met de componist Anton Rubinstein, het Russische Muziek Gezelschap oprichtte, precies met de bedoeling om eigen muzikaal talent te stimuleren. Dit was precies wat Tsjaikovski, die net was afgestudeerd en in de ambtenarij was beginnen werken, nodig had!

Twee jaar na de oprichting van het gezelschap, vatte hij zijn studies muziektheorie aan. Het volgende jaar, in 1862, werd het Conservatorium van Sint-Petersburg opgericht en het is daar dat de componist in spé zijn muzikale talenten en interesses volledig kon ontplooien. Hij leerde er niet alleen meer over de West-Europese klassieke muziek, maar ook over de Russische muziek en kwam tot het inzicht dat muziek niet per definitie het ene of het andere hoeft te zijn. Door de twee tradities met elkaar te verzoenen, definieerde Tsjaikovski niet alleen zijn eigen stijl, hij inspireerde ook tal van andere Russische componisten van zijn eigen en de volgende generaties.

Kort nadat hij in 1865 was afgestudeerd, componeerde Tsjaikovski zijn eerste symfonie, een werk waarin we zijn typische stijl en gevoel voor dramatiek al kunnen herkennen. Deze symfonie viel echter in slechte aarde bij Anton Rubinstein, die zich niet kon vinden in de progressieve stijl van de jonge componist. Zelfs nadat Tsjaikovski ze op zijn aanwijzingen had aangepast, weigerde Rubinstein het stuk nog uit te voeren. Anton’s broer Nikolai, daarentegen, leek meer onder de indruk van Tsjaikovski’s stijl, en bood hem de positie aan van professor aan het ook pas opgerichte Conservatorium van Moskou. Hoewel deze functie niet meteen goed betaald was, gaf ze Tsjaikovski een zeer welkome ruggesteun.

Gedurende de komende jaren balanceerde Tsjaikovski zijn rol als professor met het componeren van nieuwe muziek en ontwikkelde hij zich tevens tot muziekcriticus. Daarbij prees prees hij Beethoven uitbundig, maar vond hij Brahms aanzienlijk overschat. Ook voor Schumann was hij, ondanks zijn bewondering, niet meteen mals, terwijl hij wél de enscenering maar niet de muziek van Wagner‘s Ring des Nibelungen wist te waarderen. 

In zijn kritieken klaagde hij ook de slechte staat van de Russische opera aan, wat van hem één van de voorvechters maakte van een eigen, nationale opera. Tegelijkertijd lieten zijn bezigheden als muziekcriticus hem toe om de muziek van andere componisten te bestuderen, wat een invloed had op de ontwikkeling van zijn eigen stijl.

Groeiende faam en persoonlijke troebelen

Door zijn positie aan het Conservatorium van Moskou, maar ook door zijn muziek kritieken groeide Tsjaikovski’s faam gestaag. In de fusie tussen Europese en Russische muziek, koos hij eerder voor de de ‘gulden middenweg’, waar sommige van zijn collega’s, waaronder Borodin en Rimsky-Korsakov, zich beduidend meer door nationalistische motieven lieten leiden. Toch wist hij zowel zijn nationalistische collega’s als het Russische publiek sterk te bekoren met zijn Ouverture Romeo en Juliette en zijn tweede symfonie, de zogenaamde Kleine Russische.

Waar de componist steeds meer erkenning kreeg voor zijn werk, ging het in zijn privé-leven minder goed. In 1868 ontmoette hij de Belgische sopraan Désirée Artôt en tegen het einde van het jaar was er sprake van een mogelijk huwelijk tussen beiden. Toch kwam het niet zo ver, mogelijk deels door inmenging van Artôt’s moeder, deels ook door al dan niet terechte geruchten over Tsjaikovski’s seksuele geaardheid. In het voorjaar van 1869 al, hadden beiden hun twijfels over hun relatie en hoewel Tsjaikovski haar zou omschrijven als de enige vrouw waar hij ooit van gehouden heeft, brak de relatie snel weer af. Later datzelfde jaar trouwde Artôt met de Spaanse bariton Mariano Padilla y Ramos.

Uiteindelijk zou Tsjaikovski in 1877 in het huwelijk treden met zijn voormalige leerlinge, Antonina Miliukova. Het paar trouwde op 18 juli 1877, maar al snel bleek dat er diepe problemen waren. Tsjaikovski, een briljante componist met een gevoelige ziel, voelde zich niet emotioneel verbonden met Antonina. Het paar leefde al na enkele maanden gescheiden en Tsjaikovski probeerde de emotionele druk te verlichten door veel te reizen, terwijl Antonina haar toevlucht zocht bij allerlei minnaars. Het huwelijk eindigde uiteindelijk in een officiële scheiding. Het was een moeilijke periode in het leven van Tsjaikovski, maar het beïnvloedde ook zijn muzikale werk, waarin emoties en persoonlijke worstelingen vaak een prominente rol spelen.

Doorheen dit alles genoot de componist de steun van zijn familie en die van Nadezhda von Meck, een rijke weduwe met wie hij eerder in 1877 een zeer actieve correspondentie was begonnen. De relatie tussen Tsjaikovski en von Meck was een bijzondere: ze spraken van in het begin af dat ze elkaar nooit zouden ontmoeten, en zouden allebei eens zijn weggelopen van een evenement wanneer ze vernamen dat de andere ook aanwezig was. Behalve heel wat morele steun, kreeg Tsjaikovski tot 1890 ook jaarlijks een rijkelijke toelage van von Meck, hetgeen hem in staat stelde om zich op de muziek te storten. Zijn vierde symfonie wijdde hij dan ook aan haar. Helaas kwam er in 1890 aan de correspondentie en aan de financiële steun een einde, wanneer von Meck aan tuberculose begon te lijden en haar familie haar onder druk zette om met de componist te breken. 

Van vele markten thuis

Ondanks, of misschien net door zijn getroebleerd persoonlijk leven, was Tsjaikovski niet alleen een zeer productief componist, hij was ook van alle markten thuis. Terwijl hij -eigenlijk- wegvluchtte van zijn falende huwelijk componeerde hij verschillende stukken, waaronder de opera Eugene Onegin, waarvoor hij ook het libretto schreef. Deze opera was een Russische opera, gebaseerd op een roman van Alexander Pusjkin, waarbij de dramatiek van het verhaal sterk gedragen wordt door de meesterlijke muziek. Hij ging in 1879 in Moskou in première en werd voor die gelegenheid gedirigeerd door Nikolai Rubinstein. 

Uit diezelfde periode stammen ook de Variaties op een Rococo Thema, waarin Tsjaikovski zich door de stijl van Mozart liet inspireren; het Vioolconcert; en zijn ballet Het Zwanenmeer. Hoewel dit ballet aanvankelijk maar lauw door het publiek werd ontvangen, is het tegenwoordig uitgegroeid tot een van zijn meest geliefde en vaakst uitgevoerde werken.

Zijn daaropvolgende ballet, De Schone Slaapster, beleefde zijn première op 15 januari 1890 in Sint-Petersburg en was meteen een succes. Aan de andere kant viel De Notenkraker, dat voor het eerst werd opgevoerd in 1892, niet in goede aarde, maar dit was vooral te wijten aan een matige choreografie.

Controverse rond het overlijden van Tsjaikovski

Tsjaikovski’s faam bleef, zowel in binnen- als in buitenland verder stijgen en in 1892 werd hij als tweede Rud toegelaten tot de Franse Académie des Beaux-Arts. Toch worstelde de componist steeds meer met emotionele problemen. Zijn Zesde Symfonie, bijgenaamd de Pathétique omwille van haar zware emotionele geladenheid, wordt dan ook gezien als een uiting van Tsjaikovski’s woelige gevoelens.

Piotr Ilitsj Tsjaikovski
Piotr Ilitsj Tsjaikovski tijdens zijn laatste levensjaar.

Deze symfonie ging op 28 oktober 1893 in Sint-Petersburg in première en het was de componist zelf die haar dirigeerde. Iets meer dan een week later, op 6 november, overleed hij (officieel) aan cholera, die hij zou opgelopen hebben doordat hij daags eerder besmet water in een restaurant zou gedronken hebben. 

Zelfs kort na zijn dood werd Tsjaikovski’s officiële doodsoorzaak al in twijfel getrokken en werd er gesuggereerd dat hij zelfmoord zou gepleegd hebben, hetzij door vergif te nemen, hetzij door doelbewust met cholera besmet water te drinken.

Deze speculatie vond ook haar weg naar verschillende biografieën over de componist, waarbij soms zelfs wordt gesuggereerd dat hij door een ‘geheim erecomité’ tot zelfmoord werd gedwongen omwille van zijn homoseksuele aard.

Om de vrijwillige zelfmoord theorie te ondersteunen verwijst men al wel eens naar de eerder teruggetrokken aard van de componist. Zijn moeder zou volgens sommige berichten een eerder afstandelijke en koude moeder geweest zijn, en dat zou de componist van in zijn prille jeugd met een zwaar trauma opgezadeld hebben. De scheiding van zijn familie wanneer hij als tienjarige op internaat werd gestuurd, en het feit dat hij daar weinig vrienden maakte, wordt ook gezien als bevestiging van zijn weemoedige natuur. Er wordt ook verondersteld dat Tsjaikovski, in een orthodox land, worstelde met zijn seksuele geaardheid. 

Op basis van zijn correspondentie en sommige composities blijkt dat Tsjaikovski vaak weinig zelfvertrouwen had en dat hij met emotionele problemen kampte. Hij was zelf zijn eigen grootste criticus en voelde vaak de behoefte om zich terug te trekken. Maar hij was ook door een liefdevolle familie omringd en al vroeg in zijn leven wist hij enkele levenslange vriendschappen aan te gaan waar hij heel veel steun van kreeg. Nergens uit zijn correspondentie blijkt dat zijn emotionele troebelen hem naar zelfmoord zouden kunnen leiden. Meer nog, in de brieven die hij schreef na de première van zijn laatste symfonie, drukt hij wel zijn verbazing uit over de eerder middelmatige respons van het publiek, maar hij bleef van het stuk houden. Het lijkt zelfs of het schrijven van zijn Zesde Symfonie Tsjaikovski geholpen heeft om minstens een deel van zijn emotionele problemen te verwerken. 

Hoewel het overlijden van deze briljante componist wellicht altijd in een waas van mysterie gehuld zal blijven, is het eerder onwaarschijnlijk dat hij de hand aan zichzelf geslagen heeft.

Muzikaal nalatenschap van Pjotr Ilitsj Tsjakovski

Tsjaikovski wordt terecht beschouwd als een pionier in de muziek. Vooral dankzij de steun van von Meck, werd hij de eerste Russische componist die zich voltijds aan de creatie van nieuwe muziek kon wijden. Dit gaf hem zowel de tijd als de vrijheid om bestaande Europese stijlen te onderzoeken en te integreren met de Russische muziek, die haar oorspong voornamelijk vond in de orthodoxe tradities en in de volksmuziek. 

Hoewel hij volgens sommige van zijn tijdgenoten daardoor te Westers was, wist hij toch een eigen Russische stijl van klassieke muziek te ontwikkelen die de volgende generaties zou beïnvloeden en daardoor ook zijn landgenoten een plaats te geven in de klassieke muziek.

(Bronnen: Tsjaikovski, De Klassieke Muziek Collectie nrs. 1, 26 en 40, De Agostini 1995 e.v. | Wikipedia | Geneanet.org)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).