De Zesde Symfonie van Tsjaikovski

De Zesde Symfonie in b mineur, opus 74 is de laatste symfonie van de Russische componist Tsjaikovski. Ze kreeg de bijnaam Pathétique, naar het Russische woord voor ‘gepassioneerd’ en ’emotioneel’ precies omdat zij heel emotioneel geladen en dramatisch klinkt, en verwijst dus niet naar ons woord ‘pathetisch’ of ‘aandoenlijk’. Naar eigen zeggen zou deze naam bedacht zijn door Modest Tsjaikovski, één van de broers van Piotr, die volgens sommigen niet zo gelukkig was met deze keuze.

Symfonie nr. 6 in b mineur: Opus 74

Genre: Orkestraal

Componist: Piotr Ilitsj Tsjaikovski

Compositiejaar: 1893

Première: Sint-Petersburg, 28 oktober 1893

Compositie en première

Nadat hij zijn Vijfde Symfonie in 1888 voltooid had, duurde het enkele jaren vooraleer Tsjaikovski de idee opvatte om aan een nieuwe symfonie te werken. Zijn eerste pogingen dateren uit de lente van 1891, tijdens een reis naar de Verenigde Staten, maar uit de briefwisseling met zijn neef Vladimir Davydov blijkt dat de componist alles behalve tevreden was met het resultaat. Hij had gecomponeerd om iets te componeren en vond dat er niets interessants of meesleepends in deze Symfonie in E♭ zat waardoor ze maar beter weggegooid zou worden. Meer nog, onzeker als hij was, vroeg hij zich af of hij niet beter zou stoppen met componeren. Toch zou hij later stukken uit de eerste beweging van deze symfonie hergebruiken in zijn allerlaatste werk, het  Piano Concerto nr. 3.

Begin 1893 keerde het tij, en meldde Tsjaikovski aan zijn broer dat hij aan een nieuw symfonisch werk begonnen was waar hij zich ‘moeilijk kon van wegrukken’, want ze was ‘het beste werk’ dat hij ooit had geschreven. Het werk ging ‘zodanig verwoed en snel’ dat hij de eerste beweging op minder dan vier dagen tijd klaar had, terwijl de schets van resterende bewegingen al  in zijn hoofd zat.

In augustus van datzelfde jaar voltooide hij de symfonie, en in oktober trok hij naar Sint-Petersburg om de eerste uitvoering ervan zelf te dirigeren. Het optimisme en de goede moed van de componist sloeg echter om wanneer hij merkte dat het orkest niet bepaald enthousiast was over het stuk.

De première zelf was geen onverdeeld succes. De symfonie werd wel op applaus ontvangen, maar Tsjaikovski had blijkbaar toch wel verwacht dat het uitbundiger zou zijn. In de plaats daarvan was een deel van het publiek met verbijstering geslagen, en hoewel Tsjaikovski zich hier wat over verbaasde, was dat anderzijds toch ook het effect dat hij, zeker in zijn vierde beweging, had nagestreefd. De volgende uitvoeringen, allen postuum, werden zelfs met een overweldigender applaus ontvangen en ook nu wordt deze symfonie als één van Tsjaikovski’s grootste en beste werken beschouwd.

De Zesde Symfonie beluisteren

Net zoals bij zijn twee vorige symfonieën koos Tsjaikovski er met zijn Zesde Symfonie voor om de oudere structuur van vier bewegingen te volgen.  Toch bevat ze enkele verrassingen. Zo liet hij ze, ongebruikelijk, met een adagio beginnen, waar de meeste oudere symfonieën dat eerder met een opgewekter allegro doen. Ook op het einde van de symfonie, koos hij voor een toonaard in mineur, die het neerslachtige karakter van de symfonie moet benadrukken. En dan is er nog het spel in de dynamiek -het volume- waar Tsjaikovski een meester in was, waarbij passages in stilte wegglijden en de volgende passage met een luide knal aanzet. 

Het eerste deel begint langzaam en onheilspellend stil met de fagot die een motief van het eerste thema introduceert. Dit leidt naar het allegro in b mineur met altviolen waarin het eerste thema volledig wordt ontwikkeld. Een neerwaartse toonladder leidt het secundaire thema in D in.

Het orkest valt krachtig in en escaleert naar een nachtmerrieachtige sfeer in d mineur. Tsjaikovski creëert een explosie van wanhoop, met herhalingen van het inleidende motief en een krachtige viervoudige forte in de trombones. De climax eindigt met afnemende spanning, doordrenkt van opkomende wanhoop en de eerste beweging sluit af met het tweede thema, dat heel langzaam uitdooft en de luisteraar verweesd achter laat.

Het tweede deel staat meer in het teken van de liefde en begint met een dans in D, vaak aangeduid als een “hinkende wals” vanwege de uitzonderlijke 5/4 maat. De solo-start door de cello’s leidt naar een donkerder tweede thema in b mineur. Een kort opwaarts momentum en een weemoedige coda voltooien de beweging rustig en golvend.

Het derde deel vangt aan als een speels scherzo in 12/8 en 4/4 maten, met snelle patronen van strijkers en onverwachte blazers. Het uitbundige secundaire thema in E wordt geïntroduceerd door klarinetten, en na een korte coda met toonladders eindigt deze beweging triomfantelijk in G.

In het vierde deel verweeft Tsjaikovski drie thema’s tot een geheel, beginnend met het melancholische b mineur, die de ontgoocheling weergeeft. Het tweede thema in D gaat wat opgewekter van start maar neemt een dramatische wending terug naar b mineur, gevolgd door het derde thema. Met een begrafeniskoraal en de terugkeer van het tweede thema, laat hij de muziek eindigen in totale tragedie. 

Tsjaikovski's testament?

Gezien het zwaar beladen emotionele karakter van deze symfonie, maar vooral ook omdat ze zijn laatste was, wordt al wel eens gesuggereerd dat Tsjaikovski ze bedoelde als een soort van testament. Dit past in the theorie dat de getormenteerde componist iets meer dan een week na de première zelfmoord zou gepleegd hebben.

Het kan kloppen dat Tsjaikovski heel wat van zichzelf in deze tragische symfonie heeft blootgegeven. Maar niets bevestigt deze theorie dat hij het als zijn ‘zwanenzang’ beschouwde. Integendeel zelfs, want Tsjaikovski omschreef ze als zijn beste werk en het stuk waar hij ‘het meeste van hield, tussen zijn muzikale kinderen’. Het was een werk waar hij -met recht en reden- trots op was en hoewel hij bij de première hetzelfde enthousiasme van het publiek had verwacht als hij in de creatie had gestopt, was het eerder matige applaus voor hem eerder een bron van verwondering dan ontgoocheling. Het was met deze symfonie dat Tsjaikovski zijn zelfvertrouwen als componist had gevonden en we kunnen ons alleen maar afvragen welke meesterwerken er nog uit zijn pen zouden gevloeid zijn, mocht hij anderhalve week later niet zijn gestorven.

(Bronnen: Wikipedia | BBC Classical Music)