Georges Bizet (1838-1875)

Op 25 oktober 1838 zag de Franse componist Georges Bizet  het levenslicht in de levendige Parijse wijk van Montmartre. Hoewel zijn voornamen bij zijn geboorte geregistreerd werden als Alexandre César Léopold, werd hij op 18 maart 1840 als Georges gedoopt, de voornaam Georges kreeg, waarmee hij voor de rest van zijn leven bekend zou staan. Zijn vader, Adolphe Bizet, had een veelzijdige loopbaan: van kapper en pruikenmaker tot zangleraar, ondanks een gebrek aan formele opleiding. Adolphe componeerde zelfs enkele stukken, waaronder ten minste één gepubliceerd lied.

In 1837 huwde Adolphe met Aimée Delsarte, ondanks sterke tegenstand van haar familie, die hem beschouwde als een ongeschikte partner. De Delsartes, zelf ook niet meteen welgesteld, waren een gecultiveerde en uiterst muzikale familie. Aimée stond bekend om haar vaardigheden als pianiste, terwijl haar broer François een vooraanstaande zanger en muziekleraar was, die optrad aan de hoven van Louis Philippe en Napoleon III.

Een uitzonderlijk wonderkind

Van jongs af aan vertoonde Georges Bizet een sterke aanleg voor muziek. Hij pikte snel de basisprincipes van muzieknotatie op van zijn moeder, die waarschijnlijk ook zijn eerste pianolessen verzorgde. Door stiekem te luisteren aan de deur van de kamer waar zijn Adolphe les gaf, leerde Georges moeilijke liedjes nauwkeurig uit het geheugen zingen. Hij ontwikkelde hierdoor ook het vermogen om complexe akkoordstructuren te identificeren en te analyseren.

Deze vroege muzikale talenten overtuigden Georges’ ouders ervan dat hij klaar was om naar het Conservatorium te gaan, hoewel hij op zijn negende nog een jaar te jong was om te worden toegelaten.  Na een diepgaand gesprek met Joseph Meifred, een lid van de Studiecommissie van het Conservatorium besloot hij dat het beter was om een uitzondering te maken op de leeftijdsregel en hij stelde voor dat  om de jonge Bizet in te schrijven van zodra er een plaats beschikbaar zou komen.

Dat gebeurde op 9 oktober 1848, twee weken voor zijn tiende verjaardag. Binnen zes maanden won hij de eerste prijs notenleer, waarmee hij een zodanige indruk maakte op de voormalige piano leraar Zimmerman, dat deze besloot om Georges in te wijden in het contrapunt en de fuga. 

Via Zimmerman kwam Bizet in contact met Charles Gounod, wiens muziekstijl een blijvende invloed zou hebben op het werk van Bizet, ondanks hun latere gespannen relatie. Ook ontmoette hij Camille Saint-Saëns, een andere student van Gounod, met wie hij snel bevriend raakte.

Zijn oudst bewaarde composities dateren reeds van zijn vroegste jaren aan het Conservatorium, rond 1850, maar het is vanaf hij in 1853 compositieleer ging volgen bij  Fromenthal Halévy dat zijn muziek beduidend verfijnder werd.

Georges Bizet
Georges Bizet in 1860

De 'Prix de Rome'

In Rome dook hij in het sociale leven, waardoor het een half jaar duurde vooraleer hij zijn eerste werk voltooide. Dit werk, zijn Te Deum, werd zo slecht ontvangen dat hij een aversie ontwikkelde tegen het componeren van religieuze muziek. In plaats van de mis die hij diende te schrijven, componeerde hij een opera, Don Procopio, die, in tegenstelling tot het Te Deum wél op lof werd ontvangen.

Aangekomen in Rome verbleef hij in de Villa Medici, waar hij ook andere artiesten ontmoette en zich ertoe liet verleiden om zich in het sociale leven te storten. Het duurde dan ook een half jaar voordat Bizet in Rome zijn eerste werk produceerde, een Te Deum, dat de jury maar weinig kon bekoren. Hoewel het tweede stuk dat van hem verwacht werd een mis was, had Bizet door het falen van zijn Te Deum een zodanig aversie voor sacrale muziek gekregen, dat hij in de plaats daarvan een opera in twee aktes componeerde, Don Procopio. Met Don Procopio toonde Bizet zich een volleerd componist die uit de voetstappen van zijn leermeester, Gounod, trad en het werk werd door de jury met enthousiasme onthaald.

Na Don Procopio voltooide Bizet nog slechts één ander werk in Rome, een symfonisch gedicht, Vasco da Gama, een ode aan de gelijknamige wereldreiziger. Ondanks het feit dat hij gedurende zijn twee jaar in Rome niet bijzonder productief was geweest, en zelfs niet meteen de werken opleverde die van hem verlangd werden, vroeg én kreeg hij op het einde van zijn tweede jaar een verlenging van zijn verblijf in Rome. Dit was wellicht te danken aan het feit dat zijn beoordelaars overtuigd waren van het talent van de jonge componist, en hoopten dat hij tijdens zijn derde jaar zijn kunnen verder zou tonen. Helaas moest hij zijn verblijf in Rome toch inkorten wanneer hij vernam dat zijn moeder ernstig ziek was geworden, en hij terug naar Parijs moest.

Moeizame start als componist

Bij zijn terugkeer in Parijs zorgden de slepende ziekte en het uiteindelijke overlijden van zijn moeder ervoor dat hij zijn volgende opdracht in het kader van de Prix de Rome met heel wat vertraging opleverde. Uiteindelijk stuurde hij drie werken in, waarvan er één verloren is gegaan en hij de andere, waaronder een funeraire mars, in twee latere stukken verwerkte.

De laatste opdracht die hij voor de Prix de Rome schreef, La guzla de l’émir, een opera uit één akte, trok hij op de laatste moment terug. Hij had immers de opdracht gekregen om de opera Les pêcheurs de perles te componeren, maar zijn opdrachtgever had als voorwaarde gesteld dat er in afwachting geen ander werk van hem zou worden uitgevoerd. Hoewel het publiek Les pêcheurs de perles vrij goed ontving, waren de kritieken in de pers negatief en zelfs vijandig. Volgens één schrijver was het werk te zeer door Wagner geïnspireerd, een andere dat er “noch vissers in het libretto zaten, noch parels in de muziek”. Alleen Hector Berlioz prees het werk en erkende het talent van de jonge Bizet.

Wanneer zijn beurs van de Prix de Rome, die hem gedurende vijf jaren van een degelijk inkomen voorzag, ten einde kwam, zag Bizet zich genoodzaakt om inkomsten te zoeken buiten de compositie. Hij werkte als muziekleraar, maar ook als begeleidend muzikant tijdens repetities en audities en maakte transcripties van honderden andere muziekstukken. Tegelijkertijd werkte Bizet ook aan zijn eigen composities, maar hij stuitte hierbij op tal van problemen, gaande van de financiële perikelen van het Théatre Lyrique tot weigeringen om zijn werken uit te voeren door de meer prestigieuze Opéra en Opéra comique van Parijs. Wanneer zijn muziek dan toch werd uitgevoerde, stuitte hij weliswaar niet op dezelfde vernietigende kritieken als bij Les pêcheurs de perles, maar toch bleef het grote succes uit.

Bizet's echtgenote, Geneviève Halévy
Bizet's echtgenote, Geneviève Halévy

In 1867 ontmoette hij een jongere dochter van zijn oude en enkele jaren voordien overleden leermeester Fromenthal Halévy, Geneviève. In een brief aan een van zijn vrienden verklaarde Bizet zijn intentie om met haar te trouwen, wat niet naar de zin was van haar familie, die de componist te bohémien, athéïstisch en vooral te financieel berooid vond. Uiteindelijk stemde de familie in 1869 toe met een huwelijk, dat aanvankelijk gelukkig schijnt geweest te zijn en waar één zoon, Jacques, uit voort kwam.

Ondanks al zijn eerdere tegenslagen en tegenwerkingen, plande Bizet om een zestal opera’s te componeren, maar ook nu zat het hem niet mee: midden 1870 brak de Frans-Pruissische oorlog uit en stond gans Parijs in rep en roer. Bizet meldde zich aan bij de nationale garde en weigerde tijdens het Pruissische beleg van Parijs om uit Frankrijk weg te vluchten. Het was pas tijdens de woelige periode die volgde op het afzetten van Napoléon III en het einde van de oorlog, dat hij besloot om samen met Geneviève uit Parijs weg te trekken, om enkele maanden later, wanneer de opstanden achter de rug waren, terug te keren.

Uitblijvend succes

Ook na zijn terugkeer naar Parijs ging het Bizet nog steeds niet voor de wind. Hoewel de directeur van de Opéra hem als nieuwe koormeester had bevestigd en deze aanstelling Bizet in een gunstiger positie zou plaatsen, schijnt de componist op de laatste moment afgehaakt te hebben, naar men vermoed, omdat hij het oneens was met de beslissing om de opera Erostrate van Ernest Reyer te annuleren.

Intussen hervatte Bizet het werk aan twee opera’s waaraan hij voor de oorlog begonnen was, maar opnieuw vielen de plannen om ze uit te voeren in het water en liet de componist beide werken onvoltooid. Andere werken die wel werden uitgevoerd werden soms goed onthaald, maar vaak ook door de critici neergesabeld.

In 1873 begon Bizet op verzoek van de Opéra Comique te werken aan een opera in drie aktes. Hij baseerde het verhaal op een roman van Prosper Mérimée, die het tumultueuze liefdesleven van een zigeunerin, Carmen, beschrijft. Echter, Bizet moest dit project tijdelijk opschorten, omdat de toenmalige co-directeur van de Opéra Comique, Adolphe de Leuven het onderwerp van een losbandige vrouw te gewaagd en ongepast vond.

Een ander project, Don Rodrigo, werd vervolgens geannuleerd nadat de opera eind 1873 door een brand werd verwoest, maar het ontslag van Adolphe de Leuven in 1874 zette dan weer het licht op groen  voor Carmen.

Ondanks tegenwerking door het orkest als het koor, ging Carmen uiteindelijk op 3 maart 1875 in première, toevallig dezelfde dag als de aankondiging dat Bizet het Légion d’Honneur zou worden toegekend. Zowel Massenet als Saint-Saëns waren vol lofprijzen voor het werk, maar Gounod was er minder voor te vinden, en zou Bizet zelfs van plagiaat beschuldigd hebben. Het publiek ontving het werk eerder lauw, en de critici waren ontgoocheld en zelfs verontwaardigd. Voor Bizet was het de zoveelste flop.

Overlijden en nalatenschap

Gedurende zijn hele leven leed Bizet onder een zwakke gezondheid, die door zijn rookgewoonten alleen maar verslechterde. Enkele weken na de gefaalde première van Carmen, wellicht mee in de hand gewerkt door de inzinking waarin hij door de zoveelste flop was terecht gekomen, werd de 36-jarige componist ernstig ziek. Zijn herstel verliep moeizaam, en net wanneer hij wat aan de beterende hand leek te zijn, nam zijn gezondheid op 1 juni 1875 een slechtere wending. Twee dagen later, in de ochtend van 3 juni, overleed hij aan een hartaanval. Hij werd op 5 juni, onder zeer ruime belangstelling, begraven op het beroemde Père Lachaise kerkhof.

Net als Franz Schubert, was ook Georges Bizet een muzikaal genie dat pas na zijn vroege overlijden erkend werd. Waar de critici amper 3 maanden eerder nog vernietigend waren over Carmen, prezen ze het werk bij de volgende uitvoering de hemel in. Ook andere werken die eerder vergruisd waren, kwamen nu in de aandacht te staan. Toch zouden verschillende van Bizet’s composities nog tot in de vroege 20ste eeuw moeten wachten vooraleer ze onder het stof werden uitgehaald, of zelfs voor ze voor de eerste keer werden uitgevoerd! Hoewel hij ook, ondanks enige wispelturigheid, heel wat muziek voor piano en orkest voortbracht, is hu nu voornamelijk bekend omwille van zijn opera’s, met het ooit misprezen Carmen als een van zijn grootste meesterwerken.

(Bronnen: Wikipedia | Bizet, De Klassieke Muziek Collectie nr. 17, De Agostini 1995 | Geni.com)