Antonin Dvořák (1841-1904)

De Tsjechische componist Antonin Dvořák werd geboren op 8 september 1841 in Nelahozeves, in de buurt van Praag, destijds onderdeel van het Habsburgse rijk. Hij was de oudste zoon van herbergier, slager en citer-speler František Dvořák en Anna Zdeňková, de dochter van de deurwaarder van de prins van Lobkowicz. Antonin was het eerste kind in een gezin Zijn vroege jaren in Nelahozeves voedden zijn diepgewortelde christelijke geloof en zijn liefde voor zijn Boheemse afkomst, die later zijn muziek sterk zou beïnvloeden.

Muzikale opleiding

In 1847 begon Dvořák aan zijn basisschoolopleiding en leerde hij viool spelen onder leiding van zijn leraar Joseph Spitz. Zijn natuurlijke talent en vaardigheid bleken al snel uit zijn deelname aan dorpsensembles en kerkelijke muziekuitvoeringen. Trots op de muzikale gaven van zijn zoon en geïnteresseerd in zijn verdere algemene opleiding, stuurde František de dertienjarige Dvořák naar zijn oom Antonín Zdenĕk in Zlonice om Duits te leren. Het is wellicht in deze periode, meer bepaald rond 1855 dat Dvořák zijn eerste compositie, de Vergeet-mij-niet-polka in C, schreef.

Dvořák kreeg verder ook lessen in orgel, piano en viool van zijn Duitstalige leraar Antonín Liehmann, die hem niet alleen ook muziektheorie bijbracht, maar hem ook aan de vooraanstaande componisten van die periode voorstelde. Als kerkorganist in Zlonice gaf Liehmann Dvořák regelmatig de gelegenheid om het orgel te bespelen tijdens diensten. 

Op aandringen van Liehmann en andere muziekleraren, stemde František, die zijn zoon wellicht liever als slager aan de slag zag gaan, er in toe om Antonin naar Praag te laten gaan, op voorwaarde dat hij daar zou streven naar een loopbaan als organist. Na zijn vertrek naar Praag in september 1857 schreef Dvořák zich in bij de orgelschool van de stad, waar hij zang, muziektheorie en orgel studeerde. 

Ondertussen zette Dvořák zijn studie van het Duits voort met een intensieve taalcursus, aangezien het Duits de dominante taal was in het Habsburgse rijk. Daarnaast vervulde hij de rol van “extra” altviolist in diverse ensembles en orkesten.

In 1859 behaalde hij zijn diploma aan de orgelschool, als tweede van zijn klas. Ondanks zijn vruchteloze pogingen om een positie als organist te bemachtigen, bleef Dvořák vastberaden in zijn streven naar een muzikale carrière. Hij sloot zich aan bij het orkest van Karel Komzák, dat voornamelijk optrad in Praagse restaurants en op bals. Het niveau van het orkest was zo hoog dat Jan Nepomuk Mayr, een vooraanstaande figuur in de Praagse muziekscene, het volledige gezelschap, inclusief Dvořák, aannam voor het voorlopige Nationale Theater van Praag.

Antonin Dvořák
De Tsjechische componist Antonin Dvořák

De eerste, moeizame stappen

In 1862 begon hij aan zijn eerste strijkkwartet, een werk dat hij, hoewel hij eerder ook al een aantal stukken had geschreven, het opus nummer twee zou geven, na zijn strijk quintet in a mineur uit 1861. In deze periode deed hij ook zijn eerste pogingen om een symfonie te componeren, maar hij was hierover zodanig ontevreden, dat hij ze weggooide. 

Ondanks zijn werk in het voorlopige Nationale Theater van Praag, voelde hij de noodzaak om muzieklessen te geven om zijn bescheiden inkomen aan te vullen. Onder zijn leerlingen bevond zich Josefína Čermáková, op wie hij verliefd werd. Het verhaal gaat dat hij speciaal voor haar de ‘Cypressen’ cyclus componeerde, maar zijn liefde leek niet wederzijds te zijn, aangezien zijn gebaar niet het gewenste effect had. Niettemin, via Josefína leerde hij haar jongere zus Anna kennen, met wie hij in 1873 in het huwelijksbootje stapte. Dit huwelijk resulteerde in negen kinderen, waarvan Otilie later trouwde met de componist Joseph Suk en zelf ook enkele muziekstukken componeerde.

Enkele jaren voor zijn huwelijk, in 1871, verruilde Dvořák zijn post aan het voorlopig theater voor de functie van organist aan de Sint-Vojtěch kerk in Praag, onder één van zijn voormalige leraren, Josef Foerster. Ondanks het karige inkomen, bood deze job hem wel veel meer de tijd en gelegenheid om zich aan de compositie te wijden. 

Toen Dvořák in 1874 zijn 33e verjaardag vierde, was zijn naam als componist vrijwel onbekend buiten de grenzen van Praag en leefde hij zo goed als in armoede. In datzelfde jaar diende hij een aanvraag in voor de Oostenrijkse Staatsprijs voor compositie, en met succes, want in februari 1875 werd hem deze onderscheiding toegekend. De jury, bestaande uit de criticus Eduard Hanslick, Johann Herbeck, directeur van de Staatsopera, en Johannes Brahms, reikte de prijs uit. 

In 1877 deed Dvořák diende Dvořák voor de tweede keer een aanvraag in voor de Oostenrijkse Staatsprijs, onder meer met zijn Moravische Duetten. In december van dat jaar vernam hij dat hij de prijs opnieuw had gewonnen. Daarbij was Brahms zodanig onder de indruk dat hij zijn muziekuitgever een brief stuurde met het verzoek om de Moravische Duetten te publiceren. Geïnspireerd door het succes van de Hongaarse Dansen van Brahms, publiceerde de uitgever niet alleen de Moravische Duetten van Dvořák, ze vroegen hem ook om nieuw werk te sturen in de aard van de Hongaarse Dansen. Dvořák ging aan de slag, en in 1878 stuurde hij zijn Slavische Dansen in, aanvankelijk voor een quatre-mains op piano, maar op verzoek van de uitgever herwerkt voor een orkestrale zetting.

Van Oostenrijk en Engeland naar de Nieuwe Wereld

Met deze publicaties brak Dvořák eindelijk internationaal door en kwam er steeds meer vraag naar nieuw werk van de componist. Toch liep het niet altijd van een leien dakje. Op vraag van Hans Richter, de dirigent van het Wiener Philharmoniker componeerde Dvořák zijn zesde symfonie, met de bedoeling dat deze in Wenen in 1880 zou worden uitgevoerd. Sterke anti-Tsjechische gevoelens bij verschillende leden van het orkest verhinderden de uitvoering van het werk, dat uiteindelijk in 1881 in Praag in première ging.

In tegenstelling tot de officieuze boycott die Dvořák in Wenen ondervond, werd zijn eerste sacrale werk, het Stabat Mater uit 1880, in Engeland van bij de première in 1883 in de Royal Albert Hall zeer goed ontvangen. Het succes leidde tot een reeks optredens in Engeland in 1884 en opnieuw in 1885. In respons schreef Dvořák er zijn zevende symfonie, die hij bij de première zelf dirigeerde en die alleen maar bijdroeg aan zijn pas verworven faam en status.

Ondanks zijn succes bleven de anti-Tsjechische gevoelens in Wenen hem parten spelen. Hetzelfde Stabat Mater dat in Engeland zoveel lof oogstte, stuitte voor de Weense première op heel veel onredelijke en zelfs destructieve kritiek.

Toch was de opmars van Dvořák niet meer te stuiten. Op vraag van Tsjaikovski trok hij in 1890 naar Rusland, waar hij verschillende concerten dirigeerde in Sint-Petersburg en in Moskou. In 1891 kreeg hij een ere-graad aan de universiteit van Cambridge, en kreeg hij het aanbod om professor compositieleer te worden aan het Conservatorium van Praag. In datzelfde jaar ging zijn Requiem in première in Birmingham en werd het Boheems Strijkkwartet opgericht, waarin twee van zijn leerlingen een voorname rol speelden, en dat vooral muziek van Dvořák en van Smetana bracht.

Van 1892 tot 1895 verbleef Dvořák in de Verenigde Staten, waar hij naartoe was gegaan om er nieuwe muziekstijlen te leren kennen, die hij in zijn eigen composities kon integreren. Hij werd er zelfs de directeur van het National Conservatory of Music in New York, wat hem een meer dan aanzienlijk loon opleverde. 

In het voorjaar van 1893 aanvaarde hij een commissie van de New York Philharmonic om een nieuwe symfonie te componeren. Het werd zijn Symfonie nr. 9 – From the New World, en het werd meteen ook één van de grootste triomfen uit Dvořák’s loopbaan. Niet alleen in de Verenigde Staten, want over de hele wereld stortten dirigenten zich op het werk om het aan hun repertoire toe te voegen.

Terugkeer naar Europa

Ondanks zijn succes en zijn zeer riante verloning -hoewel er ook een kwestie was van achterstallig loon- en wellicht ook gedreven door heimwee, besliste Dvořák in het voorjaar van 1895 naar Europa terug te keren. In de loop van de volgende jaren concentreerde hij zich vooral op kamermuziek en opera. In 1896 gaf hij nog een laatste optreden in Engeland, en nodigde Brahms -met wie hij bevriend was gebleven en die zijn partituren voor hem nalas- hem en zijn gezin uit om naar Wenen te verhuizen. Hoewel het aanbod hem zeer ontroerde, ging hij er niet op in. Wellicht waren de anti-Tsjechische gevoelens in Wenen hem altijd bijgebleven, en was hij toch ook te zeer gehecht aan zijn thuis in de Bohemen.

In het voorjaar van 1900 dirigeerde hij voor de laatste keer het Czech Philharmonic, waarop hij werken bracht van zijn intussen overleden vriend Brahms, maar ook de Onvoltooide Symfonie van Schubert en eigen werk. In 1901 benoemde de Habsburgse keizer hem tot het Huis van Afgevaardigden en werd hij ook directeur van het Conservatorium in Praag.

Tijdens het voorjaar van 1904 begon de gezondheid van Dvořák erop achteruit te gaan. Hij brak repetities voor een concert af, werd bedlegerig en overleed op 62-jarige leeftijd in zijn woning in Praag op 1 mei 1904.

Muzikale erfenis

Net als Smetana, speelde ook Dvořák een belangrijke rol in het groeiende gevoel van Tsjechische nationaliteit. Voor heel wat van zijn muziek beriep hij zich op Boheemse volksliederen en creëerde daarmee een eigen stijl. Dat hij zich in Wenen anti-Tsjechische gevoelens op de hals haalde, zal hier wellicht niet vreemd aan geweest zijn. In tegenstelling tot Smetana, echter, hield Dvořák zich niet alleen minder (openlijk) met politiek bezig, hij keek ook verder dan de grenzen van Bohemen en Moravië en trok naar de Verenigde Staten om zich ook daar de nieuwe muziekstijlen eigen te maken. Ondanks de zeer moeizame start van zijn loopbaan en ondanks de kritiek in Wenen, werd hij één van de meest toonaangevende Tsjechische componisten, niet alleen in zijn eigen streek en van zijn eigen generatie, maar ook tot ver daarbuiten.

Meer over Antonin Dvořák lezen...

Speciaal voor wie nog meer wil lezen over het boeiende leven en de muziek van Antonin Dvořák, selecteerden we wat extra lectuur. 

Guy Erismann - Antonin Dvorak

Guy Erismann

Antonin Dvořák
Van Straten-Kohs, Slavonic Rhapsody

Van Straten-Kohs

Slavonic Rhapsody
Kurt Honolka - Dvorak

Kurt Honolka

Dvořák

(Bronnen: Dvořák, De Klassieke Muziek Collectie nr. 13, De Agostini 1995 |  Wikipedia | Geni.com)

Compagnie Trespugliese

Het gezelschap Trespugliese bestaat uit de Argentijnse tangodansers Sebastian Ovejero, oorspronkelijk afkomstig uit het noordwesten van Argentinië, en Marie Quilly, die opgroeide in Bretagne.
Na ongeveer tien jaar in Spanje te hebben gewoond, besloten Sebastian en Marie zich in Frankrijk te vestigen terwijl ze hun tournees voortzetten met verschillende muziekgroepen in Spanje en Frankrijk, maar ook in Portugal, Rusland, Israël en Argentinië.
Ze deelden onder meer het podium met gitarist Lakmal Peiris in Madrid of met Proyecto Tamgú tijdens het Granada International Tango Festival (Spanje). Ze hebben La Porteña Tango Trío meerdere malen begeleid op internationale tournees. Ze werkten samen met de alternatieve tangogroep Galeon Tango en met het Théâtre équestre de Bretagne.
Momenteel worden ze opgemerkt op de Franse podia als dansers van het klassieke muziekduo Fortecello en het tangotrio Fortecello Project.

Ze bieden ook verschillende dansshows aan die zijn aangepast aan alle soorten publiek, ruimtes en logistiek, en bieden regelmatig workshops en cursussen aan voor verschillende tangostructuren en festivals in Frankrijk en elders.

Carmela Delgado

Carmela Delgado werd in 1991 in Parijs geboren en studeerde aan het Conservatorium van Gennevilliers en in Argentinië. Ze treedt op in gerenommeerde concert- en operahuizen, waaronder Straatsburg, Mulhouse en Rennes, en speelt tangomuziek zoals “Maria de Buenos Aires” en “MisaTango”. Ze werkt samen met ensembles als L’Orchestre de Bretagne en L’Orchestre Lutetia.

Internationaal trad ze op in Praag met “Maria de Buenos Aires”. In Argentinië werkte ze met muzikanten als Ramiro Gallo en Rudi Flores. Carmela focust op tango en improviseert en speelt kamermuziek in diverse ensembles zoals Cuarteto Lunares en EOS.

Ze onderzoekt Argentijnse folklore en flamenco, werkt samen met haar vader Manuel Delgado, en tourde in 2018 door China met het Franse chanson-ensemble Canaille de Panam. Carmela doceert bandoneon aan het Conservatorium Edgard-Varèse en geeft masterclasses op festivals als Tango de Tarbes en het International Institute for World Music.

Philippe Argenty

Philippe Argenty gaat in 2000 naar de Muziekacademie en verhuist in 2003 naar Parijs om zich op muziek en piano te concentreren. In 2005 begint hij aan het Conservatori Superior de Música van Liceu in Barcelona, waar hij in 2011 afstudeert met een diploma in “Piano Performance” en de hoogste onderscheiding krijgt voor zijn uitvoering van Liszts 2e Pianoconcert.

In 2005 wint hij de 2e prijs op het Grand Concours International de Piano in Parijs. Sinds 2004 treedt hij op in verschillende landen, zowel solo als in kamermuziek. In 2011 gaat hij op tournee met het Barcelona-orkest “ConjuntXXI” en speelt het Liszt 2e Pianoconcert. Hij treedt op bij diverse festivals en speelt in formaties zoals Duo Fortecello en NonStop Tango Trio.

Sinds 2016 organiseert hij festivals en muziekseizoenen, waaronder “Les Clés du Classique” en “Saint Savin Piano & Master Classes Festival”. In 2017 treedt hij toe tot de raad van het Festival Pablo Casals in Prades en is sinds 2008 artistiek manager van Les Clés du Classique. In 2015 is hij jurylid bij de Festival Art Duo in Praag.

Met Anna Mikulska (Duo Fortecello) bracht hij albums uit: “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze tourden door Europa, China en de VS. Met Duo Fortecello werkt hij aan het “Music for All” programma en coacht hij jonge artiesten.

Anna Mikulska

Anna Mikulska-Argenty begon haar muziekstudie op zesjarige leeftijd. In 2005 startte ze aan de Muziekacademie in Krakau en studeerde later aan de Ecole Normale de Musique in Parijs. Ze kreeg advies van bekende cellisten zoals Anner Bylsma en Arto Noras. In 2010 behaalde ze een Master’s degree en een Cello Aptitude Certificate.

Sinds 2005 speelt ze solo met verschillende orkesten, zoals het Symfonieorkest van de Muziekacademie van Krakau en het Young Philharmonic Orchestra. Ze speelde in het Cracow Royal Quartet en vormde in 2011 het Quator Volubilis. Ze trad ook op met Nigel Kennedy’s “Orchestra of Life” en tourde door Europa.

Sinds haar verhuizing naar Frankrijk werkt ze samen met het Limoges and Limousin Orchestra en het orkest van Soirées Lyriques in Sanxay. Ze specialiseerde zich in kamermuziek met formaties zoals Duo Fortecello en Trio Gatti. Haar albums met pianist Philippe Argenty omvatten “Cello and Piano World Tour” (2015), “Soul of Nations” (2018), en “Chopin: Ange ou Démon?” (2022). Ze gingen op tournee in Europa, China en de VS.

Sinds 2015 is ze co-directeur van festivals in Frankrijk en lid van de bestuursraad van het Pablo Casals Festival. Met Duo Fortecello werkt ze aan het “muziek voor iedereen” programma, dat klassieke muziek naar kleine dorpen, ziekenhuizen en scholen brengt. Daarnaast coacht ze jonge artiesten.

Pierre Vopat

Pierre Vopat werd geboren in Luik en studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Shirly Laub en haar assistenten Frédéric d’Ursel en Kerstin Hoelen. Ook kreeg hij de kans om een ​​jaar te studeren bij de beroemde violist Lorenzo Gatto.
Sinds 2014 is hij lid van de Young Belgian Strings en kreeg hij de gelegenheid om meerdere jaren op rij bij het NJO te spelen. Hij speelde ook met het Wiener Jeugdorkest, het Oostenrijkse Jeugdorkest en het Aurora Symphony Orchestra in Stockholm.
Hij is de winnaar van verschillende wedstrijden in België zoals Belfius Classics, Horlait-Dapsens en Maurice Lefranc. Momenteel bouwt Pierre een muzikale carrière op in België, met name binnen verschillende symfonische orkesten, terwijl hij een zeer intense activiteit in de kamermuziek behoudt.

Jungbin Lim

Jungbin Lim werd geboren in Zuid-Korea. In 2009 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Ewha Women’s University in Seoul, waar ze een leerling was van Young Lim Ham en Sun-gyu Kim.
Ze bracht haar passie voor piano tijdens verschillende concerten met het Korean Catholic Symphony and Chamber Orchestra (2009-2013). Daarnaast begeleidde ze het Accel Youth Orchestra, het Goyang Chamber Orchestra en het Pilgrim Choir.
Sinds september 2016 woont Jungbin Lim in België, waar ze studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel, onder leiding van Boyan Vodenitcharov, waarna ze begeleiding en kamermuziek studeerde.
Momenteel combineert ze haar werk aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als begeleider van de celloklas en haar passie voor kamermuziek in het Trio Memento.

Álvaro Quintero

Álvaro Quintero werd geboren in Colombia. Hij begon zijn muziekstudie aan het Tolima Conservatorium in zijn geboortestad en vervolgde zijn muzikale opleiding in Venezuela als deel van het beroemde El Sistema-project, waar hij de kans kreeg om in verschillende orkesten te spelen onder leiding van Gustavo Dudamel.
In 2012 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Didier Poskin. Vervolgens studeerde hij kamermuziek, wat hem ertoe aanzette om concerten te geven in België en Frankrijk.
Momenteel combineert hij muziekonderwijs als onderdeel van een sociaal-muzikaal project in Brussel met concerten met verschillende ensembles in België, waaronder het Trio Memento.

Marco Mantovani

Marco Mantovani werd in Mantova geboren en studeerde af er aan het conservatorium onder leiding van Antonio Pulleghini met de hoogste cijfers en onderscheidingen. Daarna studeerde hij drie jaar bij Andrea Lucchesini aan “Scuola di Musica di Fiesole”  in Firenze, waar hij cum laude afstudeerde. Hij behaalde zijn Master in ‘Piano Performance’ (2017) en zijn ‘Postgraduate’ diploma (2018), beide met de hoogste onderscheiding, aan het Koninklijk Conservatorium Brussel in de klas van Aleksandar Madzar. In 2017 ontving hij van het Conservatorium de prijs ‘Ingeborg Köberle’ als ‘meest veelbelovende student van het jaar’. Fundamenteel voor zijn artistieke ontwikkeling, zijn ook de adviezen geweest die hij kreeg van de beroemde Portugese pianiste Maria João Pires.

Zijn repertoire reikt van Bach tot Hedendaagse muziek. Zijn passie voor kamermuziek drijft hem ertoe om regelmatig met verschillende musici op te treden en hij is stichtend lid van het “Egmont Chamber Music” ensemble.

Marco Mantovani is assistent-professor piano aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, pianoprofessor aan het Conservatoire de Pantin in Parijs en doctoraatsonderzoeker aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en de Vrije Universiteit Brussel in het ‘Doctoraat in de Kunsten’.

Evan Buttar

Evan Buttar heeft een gevarieerde en internationale carrière als uitvoerend musicus op zowel de barokcello als de viola da gamba. Hij heeft opgetreden met groepen als het Orkest van de Achttiende Eeuw, Le Concert des Nations, Ensemble Zefiro, PRJCT Amsterdam en Wrocław Baroque Orchestra, en speelt regelmatig met verschillende ensembles, waaronder het Luthers Bach Ensemble, Musica Gloria, Das Neue Mannheimer Orchester en het Butter Quartet, een historisch geïnformeerd strijkkwartet waarvan hij een van de oprichters is. Zijn kamer- en orkestervaringen hebben hem op internationale podia gebracht op talloze festivals, waaronder het Utrecht Early Music Festival, het MA Festival Brugge, Mozartfest Würzburg, Festival Berlioz, Chopin and his Europe Festival, het Innsbruck Festival of Early Music, de Beethoven Academy in Wrocław en de String Quartet Biennale Amsterdam.

Evan begon op jonge leeftijd met muziek maken in Vancouver, Canada. Na het behalen van een bachelordiploma moderne cello aan de Universiteit van Ottawa in 2014, inspireerde zijn fascinatie voor historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken hem om naar Nederland te verhuizen, waar hij momenteel woont. Daar behaalde hij in 2016 een masterdiploma barokcello bij Jaap ter Linden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en datzelfde jaar begon hij daar aan een tweede masterstudie op de viola da gamba bij Mieneke van der Velden en Philippe Pierlot, die hij in 2018 afrondde.

Evan bespeelt een barokcello van Jakob Weiss (ca. 1745) die hij genereus in bruikleen heeft gekregen uit de collectie van het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds.

Pieter De Praetere

Pieter De Praetere is een Belgische contratenor. Als solist legt hij zich vooral toe op barokmuziek. Daarnaast is hij een veelgevraagde figuur in het muziektheater.

Pieter is geboren in een muzikale familie. Op zijn 10de gaat hij stemvorming volgen bij Pascal Devreese in Ronse. Op zijn 16de trekt hij naar countertenor Steve Dugardin in Antwerpen. Tijdens zijn studies Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Gent volgt hij les bij Hilde Coppé. Kort daarna trekt hij naar het Koninklijk Conservatorium Brussel bij Lena Lootens.

Als solist heeft Pieter een stevig repertoire opgebouwd. Zo vertolkt hij solistenrollen in Messiah van Händel, Stabat Mater van Pergolesi, Gloria van Vivaldi en een aanzienlijk aandeel van cantates, motetten en oratoria van J.S. Bach. Hiermee staat hij op binnen- en buitenlandse podia. Pieter zingt o.a. met de orkesten Musica Gloria, Il Gardellino, B’Rock, BachPlus, Apotheosis … Met Beniamino Paganini en Nele Vertommen van ensemble Musica Gloria werkt hij al enkele jaren intens samen. Samen brachten ze al enkele succesvolle Europese tournees tot stand en ook dit seizoen staan zij samen op binnen – en buitenlandse podia en in de opnamestudio.
In 2024 debuteert Pieter in de opera: in de Reaktorhalle in München zingt hij een hoofdrol in de operacreatie ‘Invitation to a Beheading’ van regisseur Maria Chagina en componist Leon Zmelty. Met het festival Midsummer Mozartiade en Orchestre Royal de Wallonie zingt hij de rol van Farnace in Mozarts ‘Mitridate, Re di Ponte’ in Brussel, Mons en Namur.

Naast zijn werk als klassiek zanger is Pieter een veelgevraagd figuur in het Vlaamse theaterlandschap. Met Muziektheater Broder toert hij al jaren door België met poëtische familievoorstellingen met en over klassieke muziek (Franzerl, Babushka, Seaking…)

Beniamino Paganini

Beniamino Paganini (°1994) heeft al van jongs af aan een passie voor oude muziek. Op 16-jarige leeftijd startte hij aan beide Koninklijke Conservatoria van Brussel, later aan de conservatoria van Leuven en Den Haag. Hij ontving zijn masterdiploma’s voor Traverso (2016), Klavecimbel (2017), Maestro al Cembalo (2019) en een bachelordiploma Musicologie (2018), allen met grote onderscheiding. Hij studeerde traverso bij Barthold Kuijken, Frank Theuns en Jan De Winne, renaissance fluit bij Kate Clark en Patrick Beuckels, klavecimbel bij Frédérick Haas, Fabio Bonizzoni, Kris Verhelst en Maestro al Cembalo bij Patrick Ayrton en musicologie aan de KU Leuven waar hij eveneens het diploma Educatieve master Cultuurwetenschappen behaalde.

Daarnaast treedt hij ook op met claviorganum, orgel en blokfluit. Door de Belgische Muziekpers werd hij uitgeroepen tot Jonge Musicus van het jaar 2020 en Klara selecteerde hem in 2021 als één van de Twintigers. Hij behaalde meerdere eerste prijzen en ontving de ‘Sonderpreis der Jury’ op de Internationale Telemann Wedstrijd (2021).

Beniamino is oprichter en, samen met Nele Vertommen, algemene en artistieke leider van het barokensemble Musica Gloria. Met dit ensemble speelt hij een dertigtal concerten per jaar voor organisaties als AMUZ (BE), Bachfest Leipzig (DE), BOZAR (BE), Concertgebouw Brugge (BE), De Bijloke (BE), Klara (BE), Les Festivals de Wallonie (BE), MA Festival (BE), Musica Antica (NL) en Trigonale Festival (AT). Ook realiseerde hij met Musica Gloria reeds talrijke video-opnames en cd’s

Verder werkt hij samen met vele andere ensembles zoals Il Gardellino, Scherzi Musicali, B’Rock en La Petite Bande in concerten en opnames. 

Nele Vertommen

Nele Vertommen (°1999) werd reeds als 5-jarige geboeid door oude muziek. Hier werd haar al duidelijk dat ze deze muziek ook zelf wilde kunnen spelen.

Enkele jaren later startte ze met hobolessen bij Korneel Alsteens. Wanneer ze na 2 jaar spelen ontdekte dat de prachtige hobo-solo’s uit de Mattheüs-Passie eigenlijk voor de barokhobo geschreven werden, ontstond het idee om barokhoboïste te worden.

Op haar 14de begon ze met zelfstudie voor barokhobo, waarna ze zich op 15-jarige leeftijd studente kon noemen aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, in de klas van Marcel Ponseele. Na een tussenjaar in Den Haag, ontving ze daar haar bachelordiploma met grote onderscheiding. Terug in België voltooide ze haar masterdiploma, eveneens met grote onderscheiding. Kort na haar afstuderen werd ze geselecteerd door Klara om deel uit te maken van hun reeks “De Twintigers”. Omdat ze ook een grote liefde heeft voor vroeger repertoire, werkt ze sinds enkele jaren ijverig aan haar vaardigheden op vroegere dubbelrietinstrumenten.

Samen met haar partner Beniamino Paganini leidt ze Musica Gloria. Dit ensemble treedt op voor organisaties zoals BOZAR (BE), Trigonale (AT), Bachfest Leipzig (DE), AMUZ (BE), Festivals de Wallonie (BE), SHFestival (CZ), Concertgebouw Brugge (BE), TAM Regensburg (DE) en 30CC (BE) en heeft al verschillende cd’s opgenomen. 

Behalve met Musica Gloria, speelt Nele regelmatig met ensembles als Il Gardellino (BE), A Nocte Temporis (BE), La Chapelle Harmonique (FR), Collegium Marianum (CZ), Gli Angeli Genève (CH), Le Poème Harmonique (FR), Utopia Orchestra (DE) en Concerto Köln (DE).