Felix Mendelssohn (1809-1847)

Felix Mendelssohn werd, als tweede van vier kinderen, op 3 februari 1809 geboren in Hamburg, een onafhankelijke stadstaat. Zijn vader, bankier Abraham Mendelssohn, was een zoon van de bekende Duits-Joodse filosoof Moses Mendelssohn. Zijn moeder, Lea Salomon, was een zus van Jakob Salomon Bartholdy en een lid van de familie Itzig. 

Hoewel Abraham officieel Joods was, had hij het geloof afgezworen en liet hij zijn zoon niet besnijden. Felix groeide tot, tot hij op zijn zevende in een protestantse kerk werd gedoopt, op zonder religie.

In 1811 vluchtte het gezin Mendelssohn naar Berlijn uit vrees voor represailles door het Franse leger omdat Abraham het financieel embargo van Napoleon tegen de Britten had doorbroken. In Berlijn werd het gezin een trekpleister voor de intellectuele hoge kringen van de stad en ontvingen de Mendelssohns tal van kunstenaars, musici en wetenschappers in hun salon. 

Het wonderkind van de Berlijnse beau-monde

Het muzikaal talent van zowel Fanny als Felix, de twee oudste kinderen van het gezin, werd al heel snel duidelijk. Aanvankelijk dacht Abraham dat het Fanny was die zich als pianiste waar zou maken, en had hij andere plannen voor Felix, maar omdat het als “ongepast” werd gezien dat een vrouw carrière zou maken in de muziekwereld, bleef Fanny’s rol beperkt tot die van een begiftigde, actieve maar niet-professionele muzikante. 

Eens Abraham de toewijding waarmee Felix zich met muziek bezig hield, begrepen had, kon hij moeilijk anders dan ook wat zijn zoon betreft van gedacht te veranderen. Felix begon zijn zijn pianostudie onder zijn moeder toen hij zes was.

Minstens vanaf mei 1819 kreeg hij ook onderricht in het contrapunt van Carl Friedrich Zelter. Deze mentor relatie, die wellicht tot stand kwam via Mendelssohns tante Sarah Levy, een beschermvrouw van Carl Philip Emanuel Bach, bleek cruciaal voor zijn toekomstige carrière. Sarah Levy was een belangrijke figuur in de Berlijnse muziekscene en een gewaardeerd lid van het orkest van Zelter. Haar nalatenschap omvatte een aanzienlijke verzameling manuscripten uit de Bach-familie. Haar invloed op Mendelssohns muzikale ontwikkeling is vooral merkbaar in zijn fuga’s en koralen, waarin contrapunttechnieken sterk doen denken aan Johann Sebastian Bach.

Op negenjarige leeftijd debuteerde Mendelssohn vermoedelijk op het podium tijdens een kamermuziekconcert, waar hij een hoornduo begeleidde. Als jonge componist werden zijn werken vaak thuis uitgevoerd voor de intellectuele elite van Berlijn. Tussen zijn twaalfde en veertiende componeerde hij 13 strijksymfonieën en diverse kamermuziekstukken voor deze concerten. Zijn eerste gepubliceerde werk, een pianokwartet, verscheen toen hij dertien was, waarschijnlijk dankzij de inspanningen van zijn vader.

Felix Mendelssohn
Felix Mendelssohn

Muzikale volwassenheid

Op zijn zestiende schreef Mendelssohn zijn Strijkoctet in E-plat majeur, dat vaak wordt beschouwd als zijn eerste volwassen werk als componist. Het volgende jaar, nadat hij er een Duitse vertaling van had gelezen, componeerde hij een ouverture voor Shakespeare’s Een Midzomernacht Droom, hoewel er niet meteen een uitvoering van het toneelstuk op het programma stond. Deze ouverture geldt als een vroeg voorbeeld van de concertouverture, een genre dat later populair werd in de romantische muziek. 

Het interessante aan deze ouverture is dat hoewel zij al gebruik maakt van de inhoudelijke principes waar ook de romantische muziek zich op zou baseren, zij qua stijl veeleer classicistisch is. Meteen toont Mendelssohn zich dus als een componist die op de overgang tussen twee stijlperiodes staat. 

De première van de overture, op 20 februari 1827, betekende ook Mendelssohn’s eerste volwaardige publieke debuut, als componist en als uitvoerend artiest.

Later, in 1842, zou Mendelssohn zich opnieuw aan het werk van Shakespeare wijden en niet alleen een ouverture maar ook de begeleidende muziek voor een uitvoering van Een Midzomernacht Droom componeren.

Behalve muziek, had Mendelssohn ook een sterke belangstelling voor literatuur in het algemeen en de klassieke literatuur in het bijzonder. Het was deze belangstelling die hem ertoe bracht om verschillende werken van Goethe op muziek te zetten. Goethe zelf, trouwens, was zodanig onder de indruk van de jonge grootmeester, dat hij de vergelijking tussen Mendelssohn en Mozart gelijk stelde met een vergelijking tussen een volwassen conversatie en kinderlijk gebazel!

De Mattheus Passie en de revival van Bach

Dankzij zijn tante, Sarah Levy en zijn mentor, Carl Friedrich Zelter, koesterde Mendelssohn een diepe bewondering voor Johann Sebastian Bach, die op dat ogenblik zo goed als in de vergetelheid was geraakt. Hij kwam in het bezit van partituren van de Mattheus Passie en besloot dit stuk, na meer dan 100 jaar, opnieuw leven in te blazen. Zijn doel was om Bachs meesterwerk toegankelijker te maken voor het 19e-eeuwse publiek, terwijl hij toch trouw bleef aan de essentie van de compositie. Hij paste de orkestratie aan, onder meer door strijkers aan het koor toe te voegen, waardoor de muziek een rijkere textuur kreeg. 

Gesteund door zijn mentor Zegler en door libretist en acteur Eduard Devrient, organiseerde de 20-jarige Mendelssohn een uitvoering van zijn bewerking van de Mattheus Passie in Berlijn. Dit veroorzaakte een beweging doorheen gans Europa van musici en muziekliefhebbers die meer van de muziek van Bach wilden horen en uitvoeren. De revival van Bach was een feit!

Europese doorbraak

In de jaren die volgden, reisde Mendelssohn uitgebreid. Zijn eerste bezoek aan Engeland was in 1829, gevolgd door reizen naar Wenen, Florence, Milaan, Rome en Napels in de jaren dertig van de 19de eeuw. Deze periode vormde de inspiratie voor enkele van zijn meest bekende werken, waaronder de Hebrides-ouverture en de Schotse en Italiaanse symfonieën.

Na de dood van Zelter in 1832 hoopte Mendelssohn zijn positie als dirigent van de Singakademie over te nemen. Echter, bij een stemming in januari 1833 werd hij verslagen door Carl Friedrich Rungenhagen. Deze nederlaag zou te wijten kunnen zijn aan Mendelssohns jeugd en mogelijke vrees voor vernieuwingen. 

 

In 1833 werd hij benoemd tot muzikaal leider in Düsseldorf, wat zijn eerste betaalde functie als musicus markeerde. In de lente van datzelfde jaar leidde Mendelssohn het Nederrijns Muziekfestival in Düsseldorf. Hij opende het festival met een uitvoering van Georg Friedrich Händels oratorium Israel in Egypt, gebaseerd op de originele partituur die hij in Londen had ontdekt. Dit veroorzaakte een heropleving van de interesse in Händel in Duitsland, vergelijkbaar met de hernieuwde belangstelling voor Bach enkele jaren voordien. Mendelssohn werkte samen met toneelschrijver Karl Immermann om de normen van lokale theaters te verbeteren en maakte zijn debuut als operadirigent in Immermanns productie van Mozarts Don Giovanni eind 1833.

Zijn onvrede over de dagelijkse taken in Düsseldorf en de provinciale sfeer van de stad leidden ertoe dat hij eind 1834 zijn positie neerlegde. Intussen ontving hij aanbiedingen voor belangrijke muzikale functies in München en Leipzig, waaronder de leiding van het Leipzig Gewandhausorchester, een positie die hij in 1835 aanvaardde.

In Leipzig richtte Mendelssohn zijn aandacht op de ontwikkeling van het muzikale leven van de stad door nauw samen te werken met het orkest, het operahuis, het Thomanerchor -waarvan Bach ooit directeur was- en andere koren en muziekinstituten in de stad. Zijn concerten, naast vele van zijn eigen composities, omvatten drie series “historische concerten” met muziek uit de achttiende eeuw en diverse werken van zijn tijdgenoten. Ook talloze opkomende componisten, waaronder Richard Wagner, boden hem hun muziek aan. 

Mendelssohn speelde ook een cruciale rol in het heropleven van de belangstelling voor de muziek van Franz Schubert. Toen Robert Schumann het manuscript van Schuberts Negende symfonie ontdekte, stuurde hij het naar Mendelssohn, die het op 21 maart 1839 in Leipzig in première bracht, meer dan tien jaar na Schuberts dood.

De ouverture van 'Elijah', in een kopij van Felix Mendelssohn
De ouverture van 'Elijah', in een kopij van Felix Mendelssohn.

In 1843 stichtte hij het Conservatorium van Leipzig, nu bekend als de Hochschule für Musik und Theater “Felix Mendelssohn Bartholdy”. Hij wist Ignaz Moscheles en Robert Schumann te overtuigen om zich bij hem aan te sluiten, en andere prominente musici, waaronder Joseph Joachim en de muziektheoreticus Moritz Hauptmann, stapten mee in het project.

Intussen bleef de componist regelmatig naar Groot-Brittanië reizen. Tijdens zijn achtste bezoek in de zomer van 1844 dirigeerde hij vijf concerten van de Philharmonic in Londen. 

Op vraag van het Birmingham Triennal Musicu Festival compondeerde Mendelssohn zijn oratorium Elijah, op een Duitse tekst die in het Engels werd vertaal. Het stuk ging op 26 auhustus 1846 in het stadduis van Birmingham in première. Het stuk wordt tegenwoorddig beschouwd als de bekroning van Mendelssohns muziekale carrière.

Tijdens zijn laatste bezoek aan Groot-Brittannië in 1847 was Mendelssohn de solist in Beethovens pianoconcert nr. 4 en dirigeerde hij zijn eigen Schotse symfonie met het Philharmonic Orchestra voor koningin Victoria en Prins Albert.

Overlijden en nalatenschap

In de laatste jaren van zijn leven worstelde Mendelssohn met zijn gezondheid, vermoedelijk verergerd door zenuwproblemen en overmatige werklast. Zijn uitputtende en ziekteverwekkende laatste reis door Engeland droeg bij aan zijn fysieke malaise, en het overlijden van zijn zus, Fanny, op 14 mei 1847, bracht hem nog meer verdriet. Minder dan zes maanden later, op 4 november, overleed Mendelssohn op 38-jarige leeftijd in Leipzig na een reeks beroertes.

Mendelssohns begrafenis vond plaats in de Paulinerkirche, Leipzig, en hij werd begraven op het Dreifaltigkeitsfriedhof I in Berlijn-Kreuzberg. Robert Schumann was één van de aanwezigen die de kist van de overleden componist droeg.

Hoewel hij eerder een meer behoudzuchtige componist was en zijn stijl meer aansloot bij het classicisme dan bij het opkomende romantisme, heeft Mendelssohn een zeer belangrijke rol gespeelde in de muziekgeschiedenis. Niet alleen liet hij tal van eigen opera’s, oratoria, kamer- en orkestrale muziek na, hij speelde een cruciale rol in de herontdekking van Johann Sebastian Bach. Zijn tijdgenoten en generaties na hem zouden de werken van Bach bestuderen en zich door hem laten inspireren. Wellicht danken we ook aan Mendelssohn dat Franz Schubert, postuum, eindelijk de aandacht kreeg die de ongelukkige componist tijdens zijn leven amper kreeg.

(Bron: Wikipedia)