Giacomo Puccini (1858-1924)

Giacomo Antonio Domenico Michele Secondo Maria Puccini werd op 22 december 1858 geboren in Lucca, een stad in Toscane, Italië. Hij kwam uit een familie met een rijke muzikale traditie die al eeuwenlang betrokken was bij de muziekwereld van Lucca.

De familie Puccini in Lucca werd als muzikale dynastie gevestigd door Giacomo Puccini’s overgrootvader, eveneens Giacomo (1712-1781) genoemd. Deze eerste Giacomo diende als maestro di cappella van de Cattedrale di San Martino en werd in deze rol opgevolgd door zijn zoon Antonio, diens zoon Domenico en later Domenico’s zoon Michele, de vader van de beroemde Giacomo Puccini. Alle mannen studeerden muziek in Bologna, sommigen ook elders, en Domenico volgde lessen bij Giovanni Paisiello. Hoewel zij allen kerkmuziek componeerden, schreef Domenico ook opera’s, en Michele componeerde er één. Michele Puccini , als dirigent, componist en maestro di capella van de Catedrale di San Martino in Lucca, had een reputatie die tot ver buiten de stad reikte. Zijn vroegtijdige overlijden in 1864, toen Giacomo amper zes was, was een publiek moment van rouw, met een Requiem geleid door de componist Giovanni Pacini.

Giacomo’s moeder, Albina Magi, zorgde er, samen met haar broer Fortunato, ook na het overlijden van haar man voor dat haar zoon een opleiding kreeg die hem voorbereidde op het voortzetten van de familietraditie.

Puccini groeide op in armoede, maar dankzij de steun van familie en vrienden kon hij zich ontwikkelen tot muzikant.

Muzikale opleiding en eerste stappen in de opera wereld

Puccini’s formele muzikale opleiding begon aan het Istituto Musicale Pacini in Lucca, waar hij orgel speelde en vertrouwd raakte met de Italiaanse operatraditie.

Hoewel hij in eerste instantie niet veel interesse leek te hebben in opera, veranderde alles toen hij in 1876 een uitvoering van Giuseppe Verdi’s Aida zag. Deze ervaring was een keerpunt in zijn leven: hij besefte dat opera de kunstvorm was waarmee hij zich wilde uitdrukken. In 1880, gesteund door een beurs, vertrok Puccini naar Milaan om te studeren aan het prestigieuze Conservatorio di Milano. Hier kreeg hij les van componisten als Amilcare Ponchielli en Antonio Bazzini, die hem de beginselen van de compositie leerden en zijn fascinatie voor het theater versterkten.

Nadat hij afstudeerde,  zette Puccini zijn eerste vastberaden stappen om naam te maken als componist. Zijn eerste opera, Le Villi (1884), was geïnspireerd op een Duitse legende over dansende geesten die ontrouwe minnaars de dood injagen. De productie werd met moeite in Milaan opgevoerd, deels door Puccini’s onbekendheid en beperkte financiële middelen. Toch trok de opera de aandacht van Giulio Ricordi, een invloedrijke muziekuitgever. Deze zag potentieel in Puccini en bood hem ondersteuning aan.  Met Ricordi’s hulp werkte Puccini aan zijn tweede opera, Edgar (1889). Deze opera, over liefde en verraad in een middeleeuws decor, had echter een lastige start en werd bij de première slechts lauw ontvangen.

Giacomo Puccini
De Italiaanse componist Giacomo Puccini werd vooral bekend door zijn opera's

PUCCINI IN HET KORT

22 december 1858 – wordt geboren in het Italiaanse Lucca

1880 – trekt naar het Conservatorium in Milaan

1884 – zijn eerste opera, Le Villi trekt de aandacht van muziekuitgever Ricordi

1886 – begint een relatie met Elvira Gemignani

1893 – eerste groot succes met Manon Lescaut

1896 – première van La Bohème

1900 – première van Tosca

1903 – in levensgevaar door een auto ongeval

1904 – huwelijk met Elvira Gemignani

1910 – Première van La Fanciulla del West

1924 – begint aan zijn laatste opera, Turandot, maar overlijdt voordat hij klaar is

29 november 1924 – overlijdt in Brussel

Na de derde uitvoering herwerkte Puccini het stuk, maar het succes bleef toch uit. Zonder de persoonlijke steun van Ricordi had Edgar waarschijnlijk Puccini’s carrière voortijdig beëindigd. Puccini was in een controversiële relatie verwikkeld met zijn voormalige pianostudent, de getrouwde Elvira Gemignani, en Ricordi’s collega’s waren bereid zijn persoonlijke levensstijl te negeren, zolang hij maar succes boekte. Toen Edgar echter een mislukking bleek, adviseerden sommigen Ricordi om zich van Puccini te distantiëren. Ricordi weigerde echter en hij beloofde bij Puccini te blijven en zijn financiële steun voort te zetten tot het moment dat hij zijn volgende opera zou voltooien. Hij zette het woord bij de daad in een artikel in een Milanese krant waarin hij Puccini’s muzikale vaardigheden prees, terwijl hij het falen van Edgar aan het slechte libretto toeschreef.

Manon Lescaut - De grote doorbraak

Toen Puccini begon aan Manon Lescaut, wilde hij zelf het libretto schrijven om te voorkomen dat “een idioot van een librettist” het zou verpesten. Ricordi overtuigde hem echter om Ruggero Leoncavallo als librettist te accepteren, maar Puccini vroeg al snel om hem van het project te halen. Vier andere librettisten werden betrokken, omdat Puccini voortdurend van gedachten veranderde over de structuur van de opera. Het was uiteindelijk bijna toevallig dat Luigi Illica en Giuseppe Giacosa samen de opera afmaakten.

Manon Lescaut ging op 2 februari 1893 in première in Turijn, toevallig binnen de week van de première van Verdi’s laatste opera, Falstaff, op 9 februari. De pers had hoge verwachtingen van Puccini, maar gezien het falen van Edgar had een mislukking van Manon Lescaut zijn toekomst als componist in gevaar kunnen brengen. De raad van bestuur van Casa Ricordi overwoog zelfs om zijn financiële steun stop te zetten. Gelukkig werd Manon Lescaut een enorme triomf, geprezen door zowel critici als het publiek. De beroemde Engelse schrijver George Bernard Shaw riep Puccini na de Londense première in 1894 zelfs uit tot de “erfgenaam van Verdi.”

De grote successen

Het succes van Manon Lescaut vestigde Puccini als de meest veelbelovende opera componist van zijn generatie. De maanden na Manon Lescaut een belangrijke artistieke rijping voor de componist. Hij begon zich te ontwikkelen als een meester in het creëren van intieme menselijke drama’s, met een diep gevoel voor melodie en emotionele impact. Deze kwaliteiten kwamen tot uiting in zijn volgende opera, La Bohème, gebaseerd op de roman Scènes de la vie de bohème van de Franse schrijver Henri Murger, een verhaal van jaloezie en tragische liefde.

Dit ging echter niet zonder verwikkelingen. Niet alleen waren er regelmatige onenigheden tussen de perfectionistische Puccini enerzijds en de librettisten Illica en Giacosa anderzijds, het plan om Murger’s boek in een opera om te zetten, zorgde ook nog voor een publiek schandaal. Leoncavallo was immers al beginnen werken aan een opera bewerking van hetzelfde boek, en beschuldigde Puccini ervan om ‘zijn’ idee gekaapt te hebben. Toch zette Puccini zijn plan door en op 1 februari 1896 ging zijn La Bohème in Turin in première.

Hoewel de eerste reacties van zowel het publiek als de critici eerder gemengd waren, werd de opera bij volgende voorstellingen zowel in Italië als daarbuiten zeer goed ontvangen. 

Na dit succes, richtte Puccini zich op zijn volgende opera, deze keer een bewerking van het toneelstuk La Tosca van de Franse schrijver Victorien Sardou. Deze verzette zich aanvankelijk, en wou liever dat een Franse componist voor de bewerking zorgde omdat het toneelstuk in Italië niet meteen goed had gescoord. Toch kwam het tot een overeenkomst, en Puccini kon samen met librettist Illica aan de slag.

Tosca was Puccini’s eerste werk in de verisimo-stijl, een stijl die verschillende aspecten van het echte leven, waaronder brutaal geweld, tracht weer te geven. In zijn muziek gebruikt de componist motieven die de personages en hun emoties sterk weergeven, wat sommigen aan het Wagneriaanse Leitmotiv deed denken. 

Omdat het verhaal zich in Rome afspeelt, op het moment dat de Napoleontische troepen er voor de deur stonden, koos de uitgever Ricordi voor een première in de eeuwige stad. Die vond plaats op 14 januari 1900 en hoewel ze niet het grote succes was waar Puccini op had gehoopt, werd ze goed ontvangen en vroeg het publiek om verschillende encores.

Op 25 februari 1903 raakte Puccini bijna dodelijk gewond bij een nachtelijk auto-ongeluk tussen Lucca en Torre del Lago. De wagen, bestuurd door zijn chauffeur, raakte van de weg en sloeg om. Elvira, Puccini’s toekomstige vrouw, en hun zoon Antonio kwamen er met lichte verwondingen vanaf. De chauffeur brak zijn dijbeen, terwijl Puccini onder de auto vast kwam te zitten met een gebroken rechterbeen en borstletsel. Hij werd gered door een nabij wonende arts maar zijn herstel verliep moeizaam en bracht aan het licht dat hij aan diabetes leed. Het ongeluk vertraagde de voltooiing van Puccini’s volgende opera, Madama Butterfly.

Het Verre Oosten

Met Madama Butterfly richtte Puccini zijn aandacht naar het Verre Oosten, meer bepaald naar Japan, dat enkele decennia eerder onder druk van de Verenigde Staten, haar grenzen had geopend. De opera is geïnspireerd op het korte verhaal Madame Butterfly (1898) van John Luther Long, dat gebaseerd was op verhalen van zijn zus Jennie Correll en de semi-autobiografische roman Madame Chrysanthème (1887) van Pierre Loti. In de zomer van 1900 zag Puccini een toneelbewerking van het verhaal tijdens een opvoering in Londen en vond hij het thema voor zijn volgende opera, opnieuw een thema van tragische liefde.

Hoewel Madama Butterfly tegenwoordig tot één van de meest geliefde opera’s behoort, was de première op 17 februari 1904 in Milaan alles behalve een succes. Dit kwam onder meer door de vertraging die Puccini had opgelopen door zijn ongeval, waardoor de repetities sterk werden ingekort. De componist trok het stuk terug, en schreef een tweede versie die later op het jaar werd uitgevoerd en beduidend beter werd ontvangen. Toch zou Puccini uiteindelijk vijf versies van de opera schrijven, soms met kleinere en soms met ingrijpender wijzigingen. De vijfde en laatste versie, uit 1907, wordt als de ‘standaard’ versie beschouwd, en is ook deze die doorgaans wordt uitgevoerd.

In de loop van hetzelfde jaar trad hij eindelijk in het huwelijk met zijn jarenlange minnares, Elvira, nadat haar echtgenoot was overleden. De relatie met Elvira was niet altijd een gelukkige geweest, en dat zou ook tijdens hun huwelijk verder duren. Puccini had immers verschillende affaires, wat Elvira in 1909 zodanig wantrouwig maakte dat er een schandaal ontstond wanneer zij een huishoudhulp er ten onrechte van beschuldigde de nieuwe minnares van haar man te zijn. 

In 1906 overleed Giacosa, één van de librettisten waar Puccini, zij het niet altijd even gemakkelijk, had mee samengewerkt, en in 1912 Ricordi, de uitgever die hem sinds Le Villi had gesteund. Dit alles bracht met zich mee dat Puccini in de jaren na Madama Butterfly minder nieuwe werken produceerde.  In 1910 volgde La fanciulla del West, een opera op vraag van de Metropolitan Opera van New York die er bij de première zeer gunstig werd ontvangen. Voor de volgende opera, La Rondine, moest het publiek wachten tot 1917, deels omwille van de Eerste Wereldoorlog, deels ook omdat Titi Ricordi, die als uitgever zijn vader had opgevolgd, zich niet kon vinden in dit werk. 

En in 1918 waagde Puccini, die eerder voornamelijk dramatische en tragische stukken had geschreven, zich met het uit drie luiken bestaande Il trittico, in het derde luik aan de komedie, nadat de twee eerste luiken ernstig en dramatisch waren. Publiek en critici ontvangen dit werk met zeer gemengde gevoelens, maar waren het er over eens dat het derde deel ook het beste was.

Turandot en Puccini's laatste drama

Voor wat uiteindelijk zijn laatste opera zou worden, keerde Puccini terug naar het Verre Oosten en baseerde hij zich opnieuw op een toneelstuk, Turandot, Prinzessin von China uit 1801, van de hand van de schrijver Friedrich Schiller. De componist ging al in januari 1921 aan de slag aan het werk, en componeerde al stukken vooraleer zijn librettisten klaar waren met de tekst. Net zoals met Madama Butterfly streefde Puccini ook voor Turandot naar geluiden die aansloten bij de wereld waarin het verhaal zich afspeelde, en maakte hij niet alleen uitvoerig gebruik van gongen, hij verwerkte ook enkele Chinese melodieën in de muziek.

Tegen maart 1924 was het werk aan de opera tot aan het laatste duet klaar, maar de immer perfectionistische Puccini was niet tevreden met de tekst van dit stuk, en het zou nog tot 8 oktober duren vooraleer hij de finale versie van librettist Adami koos.

Twee dagen later kreeg hij te horen dat hij aan keelkanker leed, wellicht een gevolg van zijn jarenlange tabaksverslaving. Hij reisde af naar Brussel voor een behandeling van zijn ziekte, maar wellicht bewust van de ernst van zijn situatie, bezocht hij kort voor zijn vertrek Arturo Toscanini, en smeekte hem om zijn “Turandot niet te laten sterven”.

Hij overleed op 29 november 1924 in Brussel aan een hartaanval.

Bij Puccini’s overlijden waren de eerste twee aktes van Turandot volledig gecomponeerd, en acte drie tot aan Liù’s dood. Voor het slot liet hij 36 pagina’s schetsen achter. Toscanini respecteerde de smeekbede van de componist, en ging op zoek naar iemand om de opera verder af te werken. Uiteindelijk viel de keuze op Franco Alfano. Zijn eerste versie bevatte eigen toevoegingen en werd daarom afgewezen. Het werk moest en zou nog steeds in de geest van Puccini blijven! Zijn tweede versie volgde Puccini’s schetsen nauwkeurig, maar sommige teksten bleven ongezet. Toscanini kortte deze versie in, en deze ingekorte variant is sindsdien de standaard.

Op 25 april 1926 ging Turandot in première in de Scala te Milaan. Tijdens de uitvoering stopte Toscanini, die het stuk dirigeerde, het orkest na het laatste stuk dat Puccini zelf nog had geschreven in een eerbetoon aan de overleden componist, om na een korte pauze het deel van Alfano uit te voeren. 

De kritische ontvangst van het meesterwerk was lauw, en soms zelfs vijandig. Sommige critici stelden dat Puccini er niet in geslaagd was om het drama van de personages en het verhaal weer te geven, terwijl anderen dan weer eerder naar Alfano keken, en vonden dat zijn afwerking te zeer in zijn eigen stijl was. In recentere jaren hebben een aantal componisten zich gewaagd aan een herwerking van dit laatste deel, in de hoop om Alfano’s “tekortkomingen” weer recht te trekken.

Het nalatenschap van een grootmeester

Hoewel Puccini ook orkestwerken, religieuze muziek, kamermuziek, en solocomposities voor orgel, piano en zang creëerde, blijft hij vooral beroemd om zijn opera’s. Tijdens zijn leven en daarna overtrof zijn succes dat van andere Italiaanse operacomponisten van zijn tijd, een prestatie die slechts weinigen in de operageschiedenis evenaren. Volgens Operabase stond Puccini tussen 2004 en 2018 wereldwijd op de derde plaats qua aantal opgevoerde opera’s, na Verdi en Mozart. Zijn werken La Bohème, Tosca en Madama Butterfly behoren tot de tien meest uitgevoerde opera’s ter wereld.

Giacomo Puccini en de Romantiek

(1770-1827)
(1779-1848)
(1797-1828)
(1803-1869)
(1807-1866)
(1809-1847)
(1810-1849)
(1810-1856)
(1811-1886)
(1813-1883)
(1813-1888)
(1819-1880)
(1819-1893)
(1822-1890)
(1824-1884)
(1825-1899)
(1833-1897)
(1835-1921)
(1838-1875)
(1840-1893)
(1841-1904)
(1842-1912)
(1843-1907)
(1845-1924)
(1852-1909)
(1857-1934)
(1858-1924)
(1873-1916)
(1873-1943)

Giacomo Puccini beluisteren

(Bron: Wikipedia)